Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘Stuttgart
Voor Siegfried Schmid
Maar de reizenden ook zijn veilig geleid en zij hebben
kransen genoeg en gezang, dragen de heilige staf
met zich, gesierd met druiven en loof, en gaan in der sparren
schaduw; van dorp tot dorp juicht het, van dag tot dag,
en de bergen, als wagens met vrije dieren bespannen,
trekken voorwaarts, – en zo haasten zij zich niet te zeer.
2
Meent gij dan nu, dat de goden voor niets de poorten ons hebben
opengedaan en de weg vreugdevol hebben gemaakt?
dat zij, het gastmaal met volheid kronend, vergeefs zo goedgunstig
wijn ons schenken, maar ook honing en velerlei ooft,
schenken het purperen licht voor feestgezangen en voor het
diepere vriendengesprek koel en rustig de nacht?’
(Bladzijde 197) Dit is gedicht 45. Morgen verder met dit gedicht.