Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘Stuttgart
3
Echter, opdat ons niet, als al te wijzen, vervliege
dit zich neigend seizoen, kom ik u reeds tegemoet
tot aan de grens van het land, tot daar waar de stroom met zijn blauwe
waatren mijn liefelijk klein stadje en ’t eiland omspoelt.
Heilig is mij dit oord aan beide oevers, de rots ook
die zich met huis en tuin groen uit de golven verheft.
Daar ontmoeten w’elkaar, waar eenmaal, o vriendelijk licht! mij
een van uw stralen voor ’t eerst innig het hart heeft geraakt.
Hier, waar dit lieve leven begon, zal het nog eens beginnen!
Maar aan mijn vaders graf sta ik, en ween ik alweer?
ween, terwijl toch mijn vriend mij omarmt, terwijl ik het woord hoor
dat mijn liefdesleed eens hemels te ledigen wist?’
(Bladzijde 199) Dit is gedicht 45. Morgen verder met dit gedicht.