Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘Stuttgart
Maar het wordt nacht! Niet getalmd! het is tijd, het herfstfeest te vieren,
heden nog! Vol is ons hart, ach, maar het leven is kort,
en wat de hemelse dag ons heeft te spreken geboden,
dat te noemen, mijn Schmid! is voor ons beiden te groot.
Hier zijn nog meer voortreflijken, – hoog zal het vreugdevuur, hoog op-
laaien en heiliger zal, dapperder klinken ons woord.
Zie toch! nu is het rein! en de vriendlijke gaven der godheid
zijn om te delen met hen wie de liefde verbindt.
Dit is het enige – komt, o komt, maakt het waar, ik ben immers
gans alleen, en geen mens neemt van mijn voorhoofd de droom?
Komt, lieve vrienden, en reikt mij de hand! Dat moge genoeg zijn,
laat ons het groter geluk gunnen een later geslacht.’
(Bladzijde 201) Dit is gedicht 45. Morgen verder met ‘Aan Landauer’.