Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
2
‘Thuiskomst
Rustig intussen daarboven glanzen de zilveren toppen,
reeds, als met rozen beplant, kleurt zich de lichtende sneeuw.
En nog verder omhoog tot boven het licht, door het spel van
heilige stralen verrukt, zalig en rein woont de god.
Stil woont hij daar en alleen en lichtend toont hij zijn aanschijn,
hij, de aetherische, gunt gaarne ons leven, naar ’t schijnt,
schept graag vreugde, met ons, wanneer hij, kennend zijn maat en
kennend wie ademen ook, aarzelend en hen ontziend,
louter geluk schenkt aan steden en huizen, zeeg’nende regen,
d’ aarde openend, en warmende wolken aan ’t land,
als hij dan u zendt, dierbare briesjes en lieflijke lentes,
en met langzame hand treurigen weer verblijdt,
als hij, de scheppende geest, de tijden vernieuwt en het stille
hart van wie ouder wordt teder beroert en verkwikt,
en, gelijk het hem lief is, doorwerkend tot in de diepte
opent en licht brengt, zodat weer nieuw leven begint,
schoonheid als vroeger ontbloeit, een wakkere geest tot ontwaken
komt en een frisse moed weer zijn vleugels ontvouwt.’
(Bladzijde 223) Dit is gedicht 49. Morgen verder met ’Thuiskomst’.