Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘Cheiron
Waar zijt ge, gij die steeds weer opzij moet gaan,
aan wie ik denk vol droefheid, waar zijt ge, licht?
’t Hart is wel wakker, maar mij boeit de
toornig verbijstrende nacht nu immer.
Ooit speurd’ ik toch naar kruiden in ’t diepst van ’t woud,
bespiedde teedre reeën, en nooit vergeefs,
en nimmer ook misleidden mij uw
vogels, want al te bereid haast kwaamt gij,
wanneer ge vreugd aan veulen en gaarde vondt,
als raadsman van mijn hart, – ach, waar zijt ge, licht?
Het hart is wakker weer, maar hartloos
trekt de geweldige nacht mij immer.’
(Bladzijde 295) Dit is gedicht 61. Morgen verder met dit gedicht ‘Cheiron’.