Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘Vulcanus
die rusteloos razend over de stille stroom,
zijn zwarte wolken leegschudt, dat ver rondom
het dal gist en, als vallend blad, van
berstende heuvels ’t gesteente omlaaghaalt.
Wel vromer is dan andere levenden
de mens, maar toornt het buiten, dan komt hij ook
meer tot zichzelf en peinst en rust in
veilige schuilplaats, de vrijgeboorne.
En altijd woont wel een van de vriendlijke
schutsgeesten gaarne zegenend bij hem in,
ja, ook al toornden al der wereld
grimmige krachten, toch blijft de liefde.’
(Bladzijde 303) Dit is gedicht 64. Morgen verder met ‘In verlegenheid’.