Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’ vertaald
door Ad den Besten.
Verder met
‘Ganymedes
Wat ligt gij, zoon der bergen, zo nors en dwars
verkild aan kale oever en slaapt zo lang!
Vergat ge dan de gunsten aan de
tafel der hemelsen, als zij dorstten?
Herkent gij ’s Vaders boden op aarde niet,
noch in ’t ravijn der luchten gescherpter spel?
Treft niet het woord u, dat vol oude
geest nu een ver-gereisd man u toezendt?
Maar ’t vond een echo reeds in zijn borst. Diep welt
het in hem op, als eens, toen hij stil nog sliep
hoog in de rots, en toornig reinigt
zich de geketende nu, nu rept zich’
(Bladzijde 307) Dit is gedicht 66. Morgen verder met dit gedicht ‘Ganymedes’.