Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 5
‘Schiller accepteerde het voor publicatie en het verscheen eind 1794 op een
moment dat Hölderlin het helemaal
niet meer goed vond en hij er zich bijna voor schaamde. Hölderlin had in dat
gedicht zijn eigen vertrek naar nieuwe
oevers, de verhuizing van Tübingen naar Waltershausen, in het lot van Heracles
gespiegeld, een pretentie die hij
intussen pijnlijk vond.
In het heiligste der stormen valle
Ineen mijn hele kerkerend,
En heerlijker en vrijer golve
Mijn geest naar het onbekende land!
Daar bloedt des adelaars vlerk veelvuldig
Ook ginds wacht zeker strijd en smart!
Tot aan de zon vecht heel geduldig,
Gevoed door zege, heel dit hart.
(MA I, 148, v. 81-88)
Toen Hölderlin bij Schiller op audiëntie was, kon hij niet vermoeden dat hij
met een ernstig zieke man te maken had.’
(Bladzijde 73) Morgen verder met dit hoofdstuk 5.