Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 6
‘Die weg van de oorspronkelijke natuurlijke eenheid via de zelfvervreemding
naar de nieuwe zelfgeschapen
eenheid kan betrekking hebben op de individuele ontwikkeling van het individu,
maar ook op de geschiedenis
van de soort. Daarbij gaat het om de antropologische spanning tussen natuur en
cultuur. In dat dubbele opzicht,
individueel en als soort, is de mens een ‘excentrisch’ wezen, vervreemd van
zijn centrum en ernaar strevend het
in een hogere beschavingsorde te bereiken.
In exact die zin noemt de moderne filosofische antropoloog Helmut Plessner,
net als vroeger Hölderlin, de mens
een ‘excentrisch’ wezen, dat zonder afdoende sturing van zijn instincten zijn
midden en daarmee zijn zelfcentrering
steeds opnieuw moet bevechten. Hij is van nature erop aangewezen zich een cultuur
te scheppen als een bescher-
mend pantser, om te kunnen overleven. Zijn natuur dringt hem het excentrische pad
van de beschaving op.
Het ideeënconcept in het voorwoord van ‘Hyperion’ loopt niet alleen
vooruit op de moderne tijd, maar sluit ook op
een filosofische traditie aan. Sinds Rousseau was het de vraag hoe de
vervreemding van de natuur als gevolg van
vrijheid en bewustzijn met juist die krachten op een hoger niveau van eenheid kon
worden gebracht.’
(Bladzijde 87) Morgen verder met dit hoofdstuk 6.