Verder met ‘De barbaren’, met de motto’s. Ik citeer Baricco: ‘Het vierde en laatste motto van dit boek wil ik jatten van een andere oppermeester. Cormac McCarthy. De jaren verstrijken, maar die ouwe Faulkner van de gewone man blijft maar meesterwerken leveren vanuit zijn schuilplaats in El Paso. Zijn laatste boek is getiteld ‘Geen land voor oude mannen'(No Country for Old Men). De meester zal wel gedacht hebben dat het geen tijd meer was voor gedichten en visioenen, vandaar dat hij zijn verhaal van alle franje ontdeed, en toen hij op het bot stuitte, gooide hij het ons naar de kop. Voor de lezer voelt het als volgt: je wilde bij hem langsgaan om te vragen hoe hij over de wereld dacht, en hij heeft je ontvangen met een pistoolschot, zonder zelfs maar over de afrastering heen te kijken. Je draait je om en maakt dat je wegkomt. Een prachtig pistoolschot, dat wel. Het verhaal gaat over een achtervolging: een oude sheriff zit achter een meedogenloze moordenaar aan. Wat de sheriff betreft, die is voor mij toegetreden tot de galerij van geweldige romanpersonages. Wat de moordenaar betreft, die is meedogenloos op zo’n radicale en immorele en demonische wijze dat de oude sheriff er alleen maar over kan zeggen: ‘Ik had volgens mij nog nooit zo iemand meegemaakt, en ik was me er zelfs door gaan afvragen of hij er soms een van een heel nieuw slag was.’En dat zou op zich al een mooi motto kunnen zijn, voor een boek dat enig begrip probeert te krijgen op de barbaren die in aantocht zijn. Maar ik heb toch een ander citaat gekozen. Omdat het nog harder is. Het is een pistoolschot. ‘Het viel best mee om met hem te praten. Sprak me aan met sheriff. Maar ik wist niet wat ik tegen hem moest zeggen. wat zeg je tegen iemand die van zichzelf zegt dat hij geen ziel heeft? Waarom zou je trouwens iets zeggen? Ik heb er aardig wat over nagedacht. Maar hij was nog niks vergeleken met wat er nog aan zat te komen.’ Knal. Zo, nu zijn de vier motto’s dus gekozen.Het is niet om zonder enige inspanning bladvulling te vergaren, maar ik zou ze nu graag nog eens onder elkaar weergeven, omdat ze op een bepaalde manier samen één lange zin vormen, en de omheining waarbinnen dit boek zal lopen. Ze horen eigenlijk in één lange adem van de geest te worden gelezen.’ (bladzijde 30-31)Ik ga dat niet doen. Ik vind het wel belangrijk dat het speelveld nu vaststaat. Hoe ik het boek ga aanpakken en inpakken, weet ik nog niet. Ik ben het aan het lezen; streep veel, nummer, schrijf trefwoorden in de kantlijn, kom regelmatig Walter Benjamin tegen. Het is een boek naar mijn hart.Ik zie wel.