met Frans-Willem Korsten ‘De ervaring van intertekstualiteit’, ondertitel: ‘De intensiteit van wat ‘raakt’:de simultane werking van tekst en intertekst in Tonnus Oosterhoff’. ‘De ideologisch geladen cultuurtekst vormt de grond waarop de individuele tekst nader betekenis krijgt. Het verhaal van Roodkapje,bijvoorbeeld,krijgt dan,zoals Meijer beargumenteert,nadere betekenis op grond van een patriarchale cultuur. Meijer wilde een deels causale relatie analyseren tussen een bepalend,algemeen vertoog en de particuliere tekst. In de praktijk van haar studie viel resonantie daardoor nogal eens terug op de term ‘echo’. Bijvoorbeeld in een zin als:’Ik hoor als derde resonantie in ‘Roodkapje’ ook echo’s van het vroege NVSH vertoog'(Meijer 1996, 28). Opvallend genoeg werd dan een van de meest karakteristieke aspecten van ‘echo’ niet onderwerp van onderzoek,namelijk het aspect van intensiteit.Dat aspect geldt al evenzeer voor resonantie. In onderzoek worden soms heel veel interteksten aangeduid,maar de intensiteit van hun werking is zelden object van onderzoek. Betekent dit dat we wetenschappelijk niet kunnen spreken over de verschillen in intensiteit waarmee iets ons raakt? En wat zou daarvan het belang zijn? In het kader van deze vragen is het artikel ‘Resonance and Wonder’ van Stephen Greenblatt (oorspronkelijk uit 1990) veelzeggend,met de volgende,veel geciteerde pagina: By ‘resonance’ I mean the power of the displayed object to reach out beyond its formal boundaries to a larger world,to evoke in the viewer the complex,dynamic cultural forces from which it has emerged and for which it may be taken in a viewer to stand. By ‘wonder’ I mean the power of the displayed object to stop the viewer in his or her tracks,to covey an arresting sense of uniqueness,to evoke an exalted attention.(Greenblatt 1991,42).’ (bladzijde 108) Wordt vervolgd. Nu weer verder met J.L. Borges ‘De Aleph’ een citaat uit het verhaal ‘De Aleph’. ‘ik zag de nacht en de gelijktijdige dag, ik zag een ondergaande zon in Querétaro die de kleur van een roos uit Bengalen leek te weerkaatsen,ik zag mijn slaapkamer met niemand erin,ik zag in een kamertje in Alkmaar de aardbol tussen twee spiegels die hem eindeloos vermenigvuldigen,ik zag paarden met kroezige manen bij dageraad op een strand aan de Kaspische Zee,ik zag het fijne skelet van een hand,ik zag de overlevenden van een veldslag,terwijl ze briefkaarten verstuurden,ik zag in een etalage in Mirzapur een Spaans spel kaarten,ik zag de schuine schaduwen van wat varens op de grond van een broeikas,ik zag tijgers,zuigers,bizons,woelige golfslag en legers,ik zag alle mieren die er op aarde zijn,ik zag een Perzisch astrolabium,ik zag in een la van het schrijfbureau(en het handschrift deed me sidderen)obscene,vreemde,duidelijk geschreven brieven,die Beatriz aan Carlos Argentino had gericht,ik zag een aanbeden monument in Chacarita,ik zag de gruwelijke overblijfselen van wat eens in al haar fijnheid Beatriz Viterbo was geweest,ik zag de bloedsomloop van mijn donkere bloed,ik zag het raderwerk van de liefde en de verandering door de dood,ik zag de Aleph,vanuit alle gezichtspunten,ik zag in de Aleph de aarde,en in de aarde weer de Aleph en in de Aleph de aarde,ik zag mijn gezicht en mijn ingewanden,ik zag jouw gezicht,ik voelde een duizeling en huilde,omdat mijn ogen dat geheime,slechts bij gissing bestaande voorwerp hadden gezien,waarvan de naam wederrechtelijk door de mensen gebruikt wordt,maar dat geen mens heeft aanschouwd:het onvoorstelbare heelal.'(bladzijde 22) Wordt vervolgd.