met het essay van Johan Hartle ‘Kunst,politiek,neutralisering’ ondertitel ‘Overdenkingen bij Hans Haacke en Theodor W. Adorno’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Het werk werd onmiddellijk als een politieke interventie besproken en bracht enig verzet in de officiële tentoonstellingswereld teweeg. Het paradigmatische commentaar van de liberaal-conservatieve kunstcriticus Hilton Kramer op Haackes ‘Isolation Box’ luidde:’President Reagan en zijn beleid mogen het directe doelwit zijn,maar op fundamenteler niveau is dat de idee van de kunst zelf’ (Crimp 1993:260). Een gewoon object zonder enige geste van esthetisering werd door de conservatieve kritiek niet als kunst geaccepteerd. De politieke letterlijkheid werd voornamelijk als verwerpelijk beschouwd. Het kunstwerk werd afgedaan als politieke pornografie (vanwege zijn explicietheid zou het als esthetisch object gediskwalificeerd zijn)(Bois et al. 1984:29),en dat is waarschijnlijk ook de reden geweest dat de kritische ontvangst van het werk uiteindelijk nog toenam. De conservatieve kritiek heeft de kunstreflexieve dimensie van het werk over het hoofd gezien en het als zuivere niet-kunst weggezet. Toch was Haackes ‘Isolation Box’ niet alleen een model op ware grootte van de geheime methoden van het agressieve Amerikaanse buitenlandbeleid. Als realistisch gekopieerd gebruiksobject in kubusvorm bevatte het tevens minstens drie verwijzingen naar de jongere traditie van de avant-gardekunst en het modernisme:de traditie van readymade,de vormgeschiedenis van de minimal art en de structuur van de modernistische expositieruimte,de ‘white cube’. Hierover zei Haacke zelf:Toen ik in de ‘New York Times’ over de isolatiekisten las,herkende ik onmiddellijk de treffende gelijkenis met de standaard minimale kubus. Zoals u kunt zien,kun je het ‘minimalisme’ recyclen en op hedendaagse wijze inzetten. Ik geef toe dat de zogeheten minimal art altijd mijn sympathie heeft gehad. Dat weerhoudt mij er niet van om haar vastberaden gereserveerdheid te kritiseren,die uiteraard ook een van haar sterkste punten is geweest. Wat betreft de veronderstelde onverenigbaarheid tussen politieke verklaringen of politieke informatie en een kunstwerk,denk ik niet dat er algemeen geaccepteerde criteria bestaan voor wat een kunstwerk zou zijn(Bois et al. 1984:28). (bladzijde 66-67) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Herman Gorter uit de bundel ‘De School der Poëzie’. ‘De avond aamt nu haar goudgroen licht,/waar is uw gezicht,waar is uw gezicht?/op aarde staat een altaar opgericht,/groenege takken branden rook en licht,/waar is uw gezicht,waar is uw gezicht?/De avond ademt om goudgroen boomen,/zult ge nu komen,zult ge nu komen,/het kopren mos brandt,aan hun groene toomen/en trenzen schudden al de waterstroomen,/zult ge nu komen,zult ge nu niet komen?///Groene ruiters gaan in draf,/rappe hoefklinkers,hoogten af,/avondhoogten.-///Groene jachtstoeten rijden op/zwaarbestanden heuveltop/in de hoogte.'(bladzijde 13) wordt vervolgd.