weer een gedicht van Herman Gorter uit de bundel ‘De School der Poëzie’. ‘De lente komt van ver,ik hoor hem komen/en de boomen hooren,de hooge trilboomen,/en de hooge luchten,de hemelluchten,/de tintelluchtlichten,de blauwenwitluchten,/trilluchten.///O ik hoor haar komen,/o ik voel haar komen,/en ik ben zoo bang/want dit is het siddrend verlang/wat nu gaat breken -/o de lente komt,ik hoor hem komen,/hoor de luchtgolven breken/rondom rondom mijn hoofd,/ik heb het wel altijd geloofd,/nu is hij gekomen.///Goud is het in de lucht als goude heiligen,/in labberlichtkleeden,de zeilige/die nu de aarde bevaren,bezeilen,/over de luchte meeren/met het zachtgladde kleed scheeren,'(bladzijde 36) Wordt vervolgd.