met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘In ten minste twee gevallen formuleerde hij dit als een probleem,waarbij hij met name aan Gorky dacht. In zijn interview met Diamonstein zei hij:’De enorm getalenteerde Gorky had een cézanneske periode doorgemaakt en zat voor de jaren veerig in een achterhaalde Picasso-periode,terwijl veel minder getalenteerde Europeanen meer ‘in hun eigen stem’ zaten,als het ware,omdat ze dichter bij de levende wortels van het internationale modernisme stonden (en het was dan ook door de surrealisten en voornamelijk de persoonlijke contacten met Matta dat Gorky’s ster kort daarna rees).’ Motherwell zei dat ‘Matta Gorky had gestimuleerd over te gaan van het namaken van ‘Cahier d’art’- een Europees tijdschrift zoals het huidige ‘Artforum’- tot het ontwikkelen van volledig eigen werk’. Dus was Gorky een voorbeeld van wat het oorspronkelijke creatieve principe kon bewerkstelligen. ‘Met zo’n principe zouden modernistische Amerikaanse kunstenaars geen maniëristen meer hoeven te zijn,’ zei Motherwell tegen Henning. Door het principe veranderde Gorky,toen hij zich eenmaal bewust werd van zijn aangeboren talent,van een maniërist van modernistische idiomen in de oorspronkelijke kunstenaar die hij uiteindelijk is geworden (helaas verloor hij in ruil daarvoor zijn vrouw aan Matta en heeft hij zelfmoord gepleegd). Het psychisch automatisme was een bijna magisch middel waarmee iedereen zowel artistiek trouw aan zijn ware ik kon zijn als modern. ‘Bovendien,’ merkte Motherwell op, ‘zou het “Amerikaanse” wel voor zichzelf zorgen,zoals het ook heel gauw deed.’ ‘(bladijde 30-31) Wordt vervolgd. Nu weer het vervolg van het verhaal ‘Goedendag,reuzin!’ van Robert Walser uit de bundel ‘De vrouw op het balkon en andere prozastukjes’. ‘Alsof er iemand tot het besluit kan komen zich nog een keer om te draaien om aan de oude bouwkunst een extra blik te wijden? Niets daarvan. Voort,voort! De borst dijt uit,de reuzin Wereldstad heeft nu op haar dooie gemak haar zachtglanzend-zondoorschijnende hemd aangetrokken. Zo’n reuzin kleedt zich nu eenmaal een beetje langzaam aan;maar daarbij geurt en dampt en bonkt en rinkelt elke mooie,grote beweging van haar. Huurrijtuigen met hutkoffers bovenop ratelen en radbraken voorbij,je gaat nu het park in;de stille vaarten zijn nog bedekt met grauw ijs,het gras vriest vast aan je schoenen,de slanke,dunne,kale bomen jagen je met hun sidderend-bevrorenachtige uiterlijk met gezwinde pas voort;karren worden voortgeduwd,twee deftige voertuigen uit het koetshuis van de een of ander met officiële status,elk met twee koetsiers en een lakei erop,jagen voorbij;er is altijd iets en iedere keer is dat iets,als je het nader bekijken wil,verdwenen.'(bladzijde 16-17) Wordt vervolgd.