met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Ze hebben typisch de titel ‘Untitled’,vooral zou ik denken om de toeschouwer ervan te weerhouden een specifieke betekenis toe te kennen,zoals bijvoorbeeld ‘bureaublad’. Judd wilde dat zijn werken als ‘specifieke voorwerpen’ gezien werden en niet als imitaties van specifieke voorwerpen. Hij wilde dat ze de inventaris van de wereld zouden verrijken. Judd liet zijn werk in een machinewerkplaats maken,omdat hijzelf de hoeken niet scherp genoeg kon krijgen. De hoeken waren natuurlijk kenmerken van het voorwerp,maar ze gingen ook deel uitmaken van de betekenis door bij te dragen aan het specifieke karakter ervan. Ik ben me er terdege van bewust dat er misschien meer voorwaarden zijn voor een definitie van kunst. Het heeft ook millennia geduurd voordat er voorwaarden werden toegevoegd aan de voorwaarden van Socrates en Theaetetus in de definitie van kennis. Ik kan me voorstellen dat esthetici uit uiteenlopende culturen zeggen dat mijn definitie niet verklaart waarom mensen bepaalde werken ontroerend of weerzinwekkend vinden. Maar dat soort dingen verklaren esthetici natuurlijk niet. Zij helpen met het aanwijzen van de kunstwerken,maar omdat die van cultuur tot cultuur verschillen horen ze niet bij de definitie van kunst. De definitie moet namelijk de universele ‘kunstheid’ van kunstwerken omvatten,ongeacht wanneer ze werden of worden gemaakt. We moeten leren,voor alle culturen,hoe we kunstwerken moeten interpreteren en inpassen in het leven van de betreffende cultuur,zoals iconen of fetisjen. En natuurlijk hebben kunstwerken de stijl van de betreffende cultuur. Het kan niet anders dan dat ze de stijl hebben die bij die cultuur hoort.'(bladzijde 58-59) Wordt vervolgd. En nu weer het vervolg van het verhaal ‘Schets (I)’ van Robert Walser uit de bundel ‘De vrouw op het balkon en andere prozastukjes’. ‘Verder zag hij eruit als iemand die wel wist en tegelijk helemaal niet wist hoe aantrekkelijk hij was. Zijn gedrag had iets verlorens,iets dubbelzinnigs. Zij zei bij zichzelf:’Deze jongeman verstaat vast de kunst om discreet te zijn. Ik denk dat het heerlijk moet zijn op hem te kunnen vertrouwen. Nog mooier en nog heerlijker moet het zijn hem om de hals te vallen en hem te omarmen.’ Naast alle betrouwbaarheid en vastberadenheid in zijn optreden hing er desalniettemin een zweem van verstotenheid en weerloosheid om hem heen. Daarom dacht zij:’Hij heeft bescherming nodig. Wat zou het mij gelukkig maken hem in bescherming te mogen nemen.”(bladzijde 31) Wordt vervolgd.