met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Dus schilderde hij scenes uit stripboeken,zoals zijn geweldige schilderij ‘The Kiss’,waarop een piloot en een meisje elkaar zoenen. De piloot is in uniform,het meisje draagt een rode jurk en rode lippenstift. Maar dat is niet populair,zoals een pagina uit een stripboek wel zou zijn – ‘Terry and the Pirates’ bijvoorbeeld,die in groten getale worden gedrukt. Lichtensteins schilderij is daarentegen uniek. We kunnen pagina’s uit stripbladen wel tentoonstellen in een galerie die openstaat voor populaire kunst,maar sinds de jaren zestig hebben we die juist opengesteld voor schilderijen van populaire kunst,vooral door popart tentoon te stellen. In de strippagina’s van kranten pakken we een afhaalmaaltijd in of gooien we koffiedik weg – maar het zou barbaars zijn om zoiets te doen met ‘The Kiss’ van Lichtenstein. Ik ben geen echte kunsthistoricus,dus wanneer Warhol was beinvloed in zijn idee om die dozen te maken had niet mijn interesse – als hij toen inderdaad door iets was beinvloed. Ik weet vrijwel zeker dat Warhol niet veel filosofie had gelezen. Maar ik had het gevoel bepaalde filosofische structuren te herkennen in het koppelen van een kunstwerk aan een voorwerp waar het op leek,zelfs als dat voorwerp en het kunstwerk niet waarneembaar van elkaar kunnen worden onderscheiden. Eigenlijk zit de filosofie vol met dat soort voorbeelden,zoals het contrast tussen droom en waarneming wanneer de inhoud hetzelfde is – Rene Descartes’ ‘Meditaties’ bijvoorbeeld,waarin de auteur op zoek gaat naar wat hij zeker weet,als dat tenminste bestaat.’ (bladzijde 63-64) Wordt vervolgd. Nu weer het vervolg van het verhaal ‘Helblings geschiedenis’ van Robert Walser uit de bundel ‘De vrouw op het balkon en andere prozastukjes’. ‘Daar ik iemand uit gegoede familie ben – mijn vader is een gerenommeerde koopman in de provincie – heb ik op de dingen die op mij af dreigen te komen en die ik me van het lijf moet zien te houden van alles aan te merken,bijvoorbeeld:het is me allemaal niet verfijnd genoeg. Ik heb steeds het gevoel dat ik iets kostbaars,gevoeligs en heel kwetsbaars heb wat ontzien moet worden,en vind anderen lang niet zo kostbaar en fijngevoelig. Hoe zou dat nou komen! Het is net alsof ik niet grof genoeg geschapen ben voor dit bestaan. Het is in ieder geval een obstakel dat mij verhindert uit te blinken,want als ik bijvoorbeeld een opdracht moet uitvoeren,dan denk ik eerst altijd een half uur na,soms ook een heel uur! Ik overweeg en droom zo voor me uit:’Zal ik eraan beginnen,of zal ik er nog even mee wachten!’,en ondertussen,dat voel ik,zullen enkele van mijn collega’s al gemerkt hebben dat ik een traag mens ben,terwijl ik toch alleen maar voor al te gevoelig door kan gaan.'(bladzijde 33) Wordt vervolgd.