met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Volgens mij heeft de stem van God,als wij ons daar een voorstelling van proberen te maken,geen lichaam en komt die uit het niets. Maar als we incarnatie letterlijk nemen,kan de stem van God niet worden onderscheiden van de stem van een belichaamde mens. We beginnen allemaal op dezelfde manier,en vanuit dezelfde plek in de totale hulpeloosheid van de universele babytijd. De filosoof Richard Wollheim stelt in een opvallende passage in zijn boek ‘Painting as an Art’ over de kunst van Willem de Kooning: De sensaties die De Kooning cultiveert zijn,op meerdere manieren,de meest wezenlijke die wij kennen. Het zijn de sensaties van onze eerste kennismaking met de buitenwereld,die ons ook,terwijl zij zich herhalen,voor altijd binden aan de elementaire vormen van genot waarin ze ons hebben ingewijd. Zowel in het onderbouwen van menselijke kennis als in het vormen van menselijk verlangen blijken ze fundamenteel te zijn. Bovendien stopt De Kooning zijn schilderijen vol met infantiele ervaringen als zuigen,pakken,bijten,uitscheiden,binnenhouden,uitsmeren,ruiken,rollen,kirren,aaien en plassen. En die schilderijen…doen nog ergens aan denken. Ze doen ons eraan denken dat deze ervaringen,toen we die voor het eerst beleefden,zonder uitzondering bedreigend waren. Zwaar beladen met opwinding dreigen ze de breekbare grenzen te schenden van de geest waarin ze werden bedwongen,en het onvolwassen,onzekere zelf te verzwelgen.’ (bladzijde 107-108) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Bernlef uit ‘Voorgoed’. ‘STOEL///Overal staat zij bij/in een hoek met haar/rug tegen de muur/kaarsrecht en op vier poten///zelden onderwerp van/gesprek of affectie/(je neemt een stoel/niet op schoot) blijft zij///trouw overeind kiest/geen partij altijd be-/schikbaar ontroerend goed/in al haar houten eenvoud///zelfs in dromen/weigert zij te lopen/staande slaapt zij/met mijn kleren aan'(bladzijde 118) Wordt vervolgd.