met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Die kitscherige waterval uit Genua moest ik verbinden met de oorspronkelijke uit Sils-Maria,als twee identiteiten. Weer in mijn atelier heb ik de ervaring van die natuurlijke waterval ruimtelijk gemaakt. Ik heb bladen over elkaar heen,en voor en achter elkaar gehangen,op papier dat een beetje gaat krullen door de vochtigheid van de ruimte. Ik heb ook werken doorsneden,waardoor je in de waterval kunt staan. En ik heb doosjes gevouwen van watervallen,die je als een koptelefoon kunt opzetten zodat je de waterval om je heen naar beneden kunt horen denderen.’ Dat doe je nog steeds met je Japanse kwast? ‘Nee,nee! Die gebruikte ik voor de kleine druppeltjes in Genua. In één klap losbarsten kan niet met zo’n fijne kwast. Het donderend geraas kan niet anders worden verbeeld dan met een heel brede kwast. Ik concentreer me lang,heel lang,wacht op hét moment. Ik moest het donderend geweld van Sils-Maria bij wijze van spreken vormgeven met een emmer vol inkt en een bezem van een kwast. Terwijl ik rondliep in Sils-Maria ontving ik een uitnodiging om een tentoonstelling te maken in het Nietzsche Dokumentationszentrum in Naumburg(Saale),waar Nietzsche opgroeide. Dat was een bijzonder moment:hoe is het mogelijk dat de echte filosofen mij,als mevrouw beeldend kunstenaar,zo serieus nemen? Voor die tentoonstelling heb ik weken kunnen werken in Naumburg,dat in het vroegere Oost-Duitsland ligt,vlak onder Leipzig. Ieder dag,op weg naar mijn werk,naar een soort bunker met documenten,liep ik langs Saale. Die rivier heeft een heel interessante identiteit,het water stroomt snel,maar er zijn ook allerlei kolken. “Der Nebel und ich ruhen auf dem Wasser” schrijft Nietzsche over dit water – er is toch geen mooiere tekst te vinden over de identiteit van water dan dat zinnetje?”(bladzijde 120-121) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘In de loop van de woorden’. ‘(in de lente langs de paden van het zuiden)///lichtpaarse bloementrossen van de Cercis siliquastrum/in de lente langs de paden van het zuiden:/arbol del armor,arbre de Juda,/judasboom///jij geeft je schoenen een lilakleur/om verderlicht de polka te kunnen dansen met de wind/op de pannendaken,langs de bruine muren:/er zijn zo’n honderd dorpjes die je nog bezoeken moet'(bladzijde 51) Wordt vervolgd.