met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Wat probeert u dan wel af te beelden? ‘Menselijk vermogen. Menselijk potentieel.’ Bedoelt u daar menselijke emoties mee? ‘Nee. Emotie wordt gezien als het werkgebied of de specialiteit van de kunsten. Deze opvatting is terug te voeren op de Tachtigers,een groep kunstenaars van eind negentiende eeuw. “Kunst”,stelde de schrijver Willem Kloos,”is de aller-individueelste expressie van de aller-individueelste emotie”. Deze lijfspreuk ontleende haar betekenis en kracht aan de context van dat tijdsbestek:aan het einde van de negentiende eeuw overheerste de collectieve geest het individu,je had je te richten naar maatschappelijke en sociale code.’ Het belang van de gemeenschap ging boven dat van het individu. ‘Ja. In de twintigste eeuw heeft die aandacht voor individuele,emotionele uitingsvormen zich uitgebreid,in grote diversiteit,wat zich weerspiegelde in de kunst. Niet in alle kunst trouwens:suprematisme,De Stijl,conceptuele kunst en minimal art waren niet zozeer op individuele expressie gericht. Maar er sprak absoluut een op individuele basis verworven zelfbewustzijn uit. Daarmee voel ik de meeste verwantschap.’ Met dat ‘menselijk potentieel’ dat u wilt afbeelden bedoelt u eerder zelfbewustzijn dan emotie? ‘Ja. Met emoties wordt tegenwoordig veel geld verdiend. TV-programma’s suggereren dat emoties de hoofdzaak van ons leven zijn,dat we daaraan onze identiteit ontlenen. Maar emoties zijn als het wolkendek. De ene dag is het grijs,de andere dag regent het,de dag erna heb je een stralende zon.'(bladzijde 257-259) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ‘CHOPINS VINGERS/////om naar boven te drijven,wrakhout,bedorven weerkaatsing/uit de vijver van de nacht,de strop van het donker/nog om de nek,het wijsje van de nachtelijke kleuren/wat een loutering was is nu het water,/en weg te willen kruipen in het licht – ballade/van de afwezige als symbool te zingen op een verloren maat-/ik word wakker met de natte smaak van ivoor en raaf///kennis van de pijn en kennis van de dood-/de persoonlijke kentering,de flakkersterfte van de impuls binnen/grauwe celmuren,bespot rood kuchje op het dunne gras-/maar ook de gemeentelijke/dood:de lichtverdovende nivellering/wanneer systemen instorten,de gezamenlijke binnenruimte/een openbaar gat zonder afmetingen///en het inzicht dat deze kennis blind is,instinct,/stank van geboorte-/en het besef wordt nooit reëel dat deze heldere visie/van verblindende kennis-/wanneer de mijn van het weten rijmloos oude/randen van het niet omringt-/een amulet is,kermende bescherming tegen de dood'(bladzijde 114) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.