met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Katholieken en kunstenaars hebben de legende levend gehouden. Gelovigen door Veronica’s piëteit te overdenken bij de zesde statie van de kruisweg,kunstenaars door de beeltenis dankbaar talloze malen te kopiëren. Op de wanden van Haarsma lijkt er weinig te zijn overgebleven van de lijdende man met lokken en baard. ‘Ik ben katholiek opgevoed,’ zegt Haarsma,’ik draag de legende sinds mijn jeugd met mij mee. En ik verzamel al tijden fragmenten van gedichten,uitspraken,krantenfoto’s en vluchtige beelden die mij raken en een vermoeden geven van wat de “vera icon” zou kunnen zijn en wat dat ware beeld vermag.’ Lang liet Haarsma zijn vondsten min of meer liggen. ‘Ik was een boom die zijn vruchten verloor;ik nam mijn materiaal wel op in boeken,maar werkte het niet echt uit. De schilderijen die ik naar aanleiding van dat materiaal maakte,bleven ook vaak aanzetten. Toen ik met Robert Zandvliet ons huidige atelier betrok en we dagelijks met elkaar spraken over onze ideeën,heb ik mijzelf onder redactie gesteld. Veel sterker dan vroeger begon ik de stoet van beelden die langs mij heen trok te rangschikken,tegenover elkaar te plaatsen. Ik heb de vruchten onder de boom opgepakt en ben ermee aan het werk gegaan. Langzaam ontstond het idee van dit boek, Veronica en Toptuig”,een relaas van met elkaar corresponderende beelden.’ Beelden die elkaar aanvullen? ‘Nee.dan lijkt het of ik een beeldverhaal vertel. Ik wil een ervaring teweegbrengen. Van de Duitse filosoof en kunstenaar Friedrich Schiller heb ik geleerd dat het kennen van de waarheid via het denken een ervaring in de mens kan losweken. Het is me om die ervaring te doen.'(bladzijde 268-269) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met ‘DECEMBER’. ‘Om halfelf middagmaal:mieliepap,/bier,misschien vlees. Kroezen naar buiten!/Afspoelen en lepel in de deur steken/elf uur cel op slot:/ middagslaapje-/ diep trekken aan de peuk/ en luisteren naar de lol van filistijnen//Twee uur. Weer met boenblokken over de vloer/en brasso op het koper – het koude oog van/ Wakerspook krult in de Judas;/ probeer contact/ met connection te maken./ heeft gisteren geklikt./ De brits op de bank slepen///Halfvier,grazen – soep,’koffie’,/ een geel oog boter/ ingelijst in brood/ Kroezen naar buiten! Opschieten/Afspoelen en lepel in de deur,/beide schoenen op de gang,/zonder voeten in gelid./ Vier uur gaat de cel op slot-/ Opstaan! In de houding!/ Alle klanten tellen in de rij.///Licht op. Misschien/valt de schemer buiten als gebed. Manna./Hoor de opgeslotenheid knarsen./ Zelfgesprek.//Veroordeelden zingen. Buiten weerspiegelen/de vogeltjes het klankgewip/van kleine klokjes;op de pijnakker/van de uitkamplaats gaan de viooltjes dicht/zoals vlaggen motten woorden in de nacht.'(bladzijde 124) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.