met ‘Netwerk in eclips’ van Samuel Vriezen. ‘Net als een voorzetsel kan een ontkenning als ‘not’ zich dus vergissen. Stein gebruikt de ontkenning bijna als een bezwerende mantra,alsof de ontkenning ervoor moet zorgen dat de vergissing,die de continuïteit van de tekst garandeert,intact blijft. Stein ‘mislukt’ dus bij voorbaat in dit soort constructies willens en wetens. Dit wordt duidelijker als je Steins ‘not’ contrasteert met Samuel Becketts ‘no’ aan het begin van zijn ‘Texts for Nothing’: ‘SUDDENLY,NO,AT LAST,long last,I couldn’t any more,I couldn’t go on.’ ‘No’ is geen projectieve ontkenning. Ze is retrojectief:de lezer wordt bij het lezen van ‘no’ teruggeworpen naar ‘suddenly’. Waar Stein ontkent wat ze nog moet zeggen,ontkent Beckett net wat hij zojuist gezegd heeft. ‘Suddenly’ wordt inadequaat. Het plotselinge begin blijkt helemaal geen plotseling begin te zijn geweest – door zo terug te wijzen schopt Beckett meteen de continuïteit van de tijd onderuit. Stein zet haar ‘not’ in om eindeloos door te gaan,maar Beckett roept al aan het begin van zijn reeks van dertien teksten dat hij niet verder kan. En deze muziek van het ‘no’,van de ontkenning of op zijn minst de bijstelling van wat er zojuist is gezegd,is karakteristiek voor Beckett – zoals het projectieve ‘not’ van Stein karakteristiek is voor haar stijl.'(bladzijde 40-41) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Jade of albast’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Dan was er niets macabers,geen afvalligheid,de lucht was fris,de stad startklaar in haar eeuwige schemer,de toekomst heel mooi en heel dichtbij. De gastheer glimlachte drie of vier keer en streelde zijn polsen met gevoelige vingertoppen als om zich te verzekeren dat haar noch rafel aan het bleke vlees bungelden.'(bladzijde 91) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af. Een bijzonder woord. Weer van Paul Celan. Nu het woord ‘nimmermensdag’.