met ‘Weerstandsbeleid (nieuwe kritiek)’ van Jeroen Mettes. ‘Een probleem met een theorie als die van Hobsbaum is dat zijn uiterst genuanceerde onderscheidingen problematische scanderingen opleveren:zo gedetailleerd als een muzikale partituur,maar evenwel uiterst subjectief. Een wezenlijker probleem is dat net als bij Bronzwaer het metrum blijft primeren op het ritme. Het ritme mag dan wel het eigenlijk ‘poëtische’ zijn,toch is het metrum zijn voorwaarde:het ontwerp gaat vooraf aan het gebouw,de kaart en het terrein. Maar heeft de natuurlijke taal niet uit zichzelf al een ritme? Vrije verzen en prozagedichten zijn in ieder geval zeker ritmisch,maar missen metriek. In een hoofdstuk gewijd aan ‘Free verse’ doet Hobsbaum zijn best om de vrijheid van het vrije vers zoveel mogelijk te relativeren,niet door het belang van zoiets als een semantische isotopie te benadrukken,maar – misschien dapperder dan Bronzwaer – bij de ritmische analyse te blijven. Anders dan Bronzwaer moet hij zo wel het moderne begrijpen vanuit het conventionele: ‘The convention is that each line should be deemed of equal length. This means that shorter lines are more heavily stressed. The larger lines,therfore,carry more lightly stressed syllables and carry more outrides. These lightly stressed syllables and,still more,the outrides,are consequently taken at a considerable pace(105)’.'(bladzijde 276-277) Wordt vervolgd.` Nu weer verder met een gedicht van Hans Tentije uit de bundel ‘Om en nabij’. Dit keer het gedicht ‘Tegenzang’. ‘Goed,hij velde Goliath,bracht Saul,wiens dochter/hij begeerde.de voorhuiden van tweehonderd afgeslachte/Filistijnen als bruidsschat,verdeelde in opperste/geilheid zijn zaad over ettelijke/vrouwen,bijzitten,dienstmaagden -///van hem,David,en zijn zangmeester kennen we/de psalmen,vol vrees,niet alleen/voor zijn vijanden,maar ook voor het kwaad,het mondige/dat in zijn innerlijk school'(bladzijde 38) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘maskertaal’. (bladzijde 34)