met ‘De lezer en de wereld’ van Jeroen Mettes uit het boek ‘Weerstandsbeleid’. ‘Het dier heeft überhaupt geen wereld,volgens de spreker,die de wereld à la Schopenhauer lijkt te begrijpen als wil en voorstelling. De vernietiging van de wereld als ons werk:daar is ook de hedendaagse verwonderingspoëzie op uit,hoe mooi en wonderlijk die wereld ook mag zijn,en hoe sterk de euforische toon ook lijkt te verschillen van de treurtoon van Rilke: ‘Ik ga erop uit als de olijven haast rijp zijn./Ik ga erop uit om niets te doen/En ik ga er niet op uit om iets te doen./Niet iets buitengewoons noch iets kleins,/Niet iets dat de wereld verrijkt/Noch iets waarmee ik mij de woede op de hals haal/Van hen die blaren bezitten.///Als op de uitgestrekte vlakte buiten het dorp/De olijven haast rijp zijn,/Ga ik erop uit./Die logica is mij voldoende.'(Losse gedichten,p. 15) De logica is die van een bewuste activiteit (erop uit gaan,maar misschien ook:schrijven) gericht op gedachteloze passiviteit,die van het ‘ronduit zien’,’Overtuigd slechts van het gelijk van de dingen'(Ibid.p.21). Het gelijk van de dingen bestaat erin gezien te worden. De dingen kijken niet terug,en wellicht is het vooral deze eigenschap die de spreker zo lyrisch stemt. Hij verlangt ernaar een ding onder dingen te zijn. Waarom? Misschien omdat zelfs zien nog te veel een activiteit is.'(bladzijde 299-300) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘De loeiende tier’. ‘MENSLIEF,WAT EEN GELUK DAT IK JE WEER ZIE!/////Als de minne naar de barbiesjes gaat,doemen/overtallige mistbogen op uit de wederzijdse/werking bij het samentreffen van twee licht-///stralen,die een verschillend parcours door/een druppel doorlopen hebben,maar wel allebei/één maal tegen de achterzijde ervan weerkaatst///zijn:het gaat van sassenbloed bolknak dukdalf/rollende doodswende rats hartnood martelkroon/windzoon natrap maagsap dronkenlap zotteklap///hoofdpijnpoeier pleister op de wonde bijster iets/fijn iets reins smaksmak naaldhak baanbrak in de /piek zak zalf kalf galgen walgen. Weg akeligheid!'(bladzijde 28) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘schaduwzalen’.(bladzijde 166)