met ‘De lezer en de wereld’ van Jeroen Mettes uit het boek ‘Weerstandsbeleid’. ‘Op vergelijkbare wijze verschijnt bij Kant het transcendente ego (dat van de rede) op het toneel zodra de verbeeldingskracht er niet in slaagt een kwantum van bijzondere grootte samen te vatten. Dat is meer dan een troost,want de transcendente Idee van de oneindigheid is superieur aan elke zinnelijke voorstelling,die per definitie eindig is:’was dass Vornehmste ist,es als ein Ganzes auch nur denken zu können,zeigt ein Vermögen des Gemüts an,welches allen Massstab der Sinne übertrifft’. Het is dit denken,de activiteit van een bovenzinnelijk ego,dat uiteindelijk verheven is. Het semantisch sublieme is een stuk prozaïscher dan de cultus van ‘de representatie van het onrepresenteerbare’ en de ‘leere Transzendenz’,waar Reugebrink Duinker terecht van af wil schermen. Inderdaad,met ‘witte’ poëzie heeft dit oeuvre niets te maken,maar weglaten is zeker niet de enige techniek die ons voorstellingsvermogen kan tarten;toevoegen en opsommen zijn soms even effectief. En nee,geen onrepresenteerbaar Idee of mystieke leegte komen we hier tegen,maar wel een ego:’deze poëzie fouilleert ook mij op de woorden en de met die woorden verbonden werelden waarin ik mijn (lees)ervaring,mijn zekerheid van ‘voelen’,zichtbaar zou kunnen maken’.'(bladzijde 308) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘De loeiende tier’. ‘ASJEMENOU/////Kruipende klokpoliep tandhoornkoraal stompe alikruik muiltje purperslak/fluwelen ritspok zeedruif meloenkwalletje weduweroos sliertige brood-/spons roze kalkkorstwier knotszakpijp kamster taalrasp./ Alles blijft vervat in de wereld.'(bladzijde 37) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert de verzamelde gedichten’ het woord ‘rouwdronken’. (bladzijde 172)