met ‘Toegang tot het zijn'(Heidegger,Husserl,Arendt) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘De dingen daarin worden geobjectiveerd als voorwerpen van het zien(’theorein’ in het Grieks)dat in de filosofische traditie steeds is opgevat als de geprivilegieerde verhouding tussen het ik en de wereld. Daarin zijn de dingen niet meer onmiddellijk aanwezig,maar zijn ze op een abstracte en beschouwend-afstandelijke wijze object geworden van het theoretische denken. Elke oorspronkelijke existentiële verhouding verdwijnt in een ‘voorhandenheid’,die tegelijk beschikbaarheid betekent. Want deze vervreemdende theoretische houding maakt de wereld ook manipuleerbaar voor het subjectieve believen. Was de ’terhanden-zijnde’ hamer dan niet beschikbaar? Jawel,maar hij was dat vanuit zijn eigen betekenis,die degene die hem gebruikte in de onmiddellijke verhouding daartoe impliciet aanvoelde. Die betekenis gaat in het voorstellende denken verloren:aanwezigheid wordt nu beschikbaarheid voor een wil die louter vanuit eigen initiatief over de hamer beschikt. De wereld en de dingen daarin zijn louter voorwerp geworden voor mijn handelen,dat zich niet langer gebonden voelt aan de oorspronkelijke zinssamenhang. Het toekijkende subject is geen medespeler meer op het toneel van de wereld,maar is regisseur-schrijver en producent tegelijk geworden:hij staat buiten en boven de wereld en de dingen,en kan daarmee doen wat hij wil.'(bladzijde 262) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht uit de reeks ‘Het lidwoord stilte’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Het lidwoord stilte ontgint de zin./Levenslicht mineraal van de zon./Luchtig vruchtgebaar. Amandel-/kernen in het taalheersen. Gaaf. On-///eindig deelt de dood de boedel van/het bloed. Erfgenaam God:grond-/begin van mijn ervaren. Gedicht/dat sterfelijk de tijd ontbindt.'(bladzijde 49) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘wees gegroet tzaar lik aan de toetsnaald’. (bladzijde 224)