met ‘Verstrooiing'(Madame de Staël,Luther)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Of liever:de particulariteit van het individu moet resoneren met de particulariteit van de gemeenschap die het romantische gemoed juist dáárom omhelst. Mens en gemeenschap horen wel bij elkaar,maar op een volstrekt andere wijze dan die waarop de Verlichting het individu verbindt aan zijn universaliteit. Ook daarin zien we het verzet opborrelen tegen de geest van de natuurlijke wetmatigheid,in de moderne tijd gearticuleerd door de wetenschap. Deze wetmatigheid brengt immers alles terug tot het algemene,waarvan datgene wat voorvalt slechts een specifiek geval is. Zij drukt zich uit in de meest algemene taal die de mens kent:de mathematica. Het feitelijke en bijzondere wordt (na eerst geabstraheerd te zijn tot een ‘geval’)teruggebracht tot de eeuwig gelijke herhaling van een tijdloze,universele verhouding:de mathematische vergelijking die de algemene vorm van de natuurwet is. Naarmate deze verwetenschappelijking van het wereldbeeld vordert,groeit ook de weerstand ertegen Hoe ik het begin van de negentiende eeuw de mechanisering van het mensbeeld leidt tot angstdromen en onbehagen,zagen we al in Mary Shelleys ‘Frankenstein’ en ‘Der Sandmann’ van E,T,A, Hoffmann.'(bladzijde 139-140) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. Titel ‘Liefdevlaag’. ‘Vandaag heb ik mijn kunsthartklep weer gehoord,/die stalen ring met een schijfje in die telkens als/dichtklapt tikt. daarstraks toen ik in het Vrijbroekpark/mijn gemoed luchtte kwam er op het pad bij de vijver/iemand dicht naast mij lopen.ze was heel lief voor mij.'(bladzijde 213) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘byzantium’. ‘wiegen vol beduimelde ongeborenen/bontgevlekt gekoeieneerd dus goedsmoeds/ter helle ingegraven – kwellende dorst/naar wat dreigt te komen:de tiran///de tiran waar een kostbaar gat in zit/waardoor roofvogels vliegen en gebeenten/van oudheidkundigen en berouwvolle harten ook///naar hartelust mieren onder vermoeide ogen/stiekem gestolen donderslagen in de pijmouw/zij die daar vuisten ballen en wegtrappen/wat zij niet verdienen///overal bureaus verwekkende tweebenige beesten/overal tweebenige beesten barende bureaus///en niemand rust en iedereen slaapt/bij nacht en in het volle licht/wordt er gestort smakelijke gerechten als er zijn/in de buik van een dood mens'(bladzijde 318)