met ‘Tweeslachtigheid'(Kant,Augustinus,Rousseau)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Maar de invloed van Rousseau zou dat alles overleven. Vandaag de dag is het platteland dé ideale omgeving voor overwerkte en technologisch verdwaasd geraakte stedelingen om een paar weken lang weer enigszins in het gareel te komen. ‘Vakantie bij de boer’ is populairder dan ooit. En wat Rousseau nooit had kunnen denken:het boerenbestaan (de ‘zorgboerderij’)is inmiddels zelfs ontdekt als instrument voor de geestelijke gezondheidszorg. Nog veel radicaler deed het ‘rousseau-isme’ zich gelden tegen het eind van de jaren zestig van de vorige eeuw,toen ’tegencultuur’ een hoofdingrediënt werd in de levensstijl van de naoorlogse generatie. Je zou kunnen zeggen dat Rousseau daarin dubbel aanwezig was. Om te beginnen in het feit dat er überhaupt zoiets als een ‘jeugdcultuur’ bestond. Tot aan de Tweede Wereldoorlog,en zelfs nog in het eerste decennium daarna,werden jongeren in kleding en gedrag al snel volwassenen. Wie de bekende foto van de Franse filosoof en semioloog Roland Barthes uit zijn middelbareschooltijd bekijkt,zou vandaag de dag niet snel zeggen dat hij toen,in 1935,nog maar negentien jaar oud was. In Engeland ging het er in diezelfde periode nóg ouwelijker aan toe. Vanaf de jaren vijftig en vooral zestig sloeg dat echter radicaal om. Zoals Rousseau zelf het jonge kind een eigen ‘wereld’ en bestaanswijze had gegeven,zo liet de ’teenager’-generatie nu zien dat ook zij zich wenste te onderscheiden van de volwassen wereld en haar burgerlijk conservatisme middels een eigen cultuur,dresscode en (misschien wel het belangrijkste van alles)seksuele moraal.'(bladzijde 101-102) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Poolsneeuw’. Titel ‘Groenlands fossiel/een ijzige dichter’. ‘Zon bejaarde rakker/Jaagt op andere planeten naar de vrouw///Kou bekruipt zijn lijf/Als een berijpt gebinte,/In het versteende zitvlak van de taal/Dringen de naalden door///Fundering van gedicht/Ligt bloot en open:/Het versteende oog staart in de lucht///Een schraal gezicht op wat nog leeft/Op wat zichzelf ontkracht///De mond half open en voortijdig overrompeld/Heeft de eerste letter juist gelegd///Uit stilte breekt geen schreeuw///Poolsneeuw:myriaden wapens hangen blinkend/In de zon'(bladzijde 19) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. Titel ‘epitaphier’. ‘1/de vacht van de zwarte kat die ronkt in de nacht is rood/omdat het licht beslag legt op ’t geluid/zo worden ook kleine woorden groot geuit/eten is spuwen in het gezicht van de dood///2/wie het geheim bezit bezingt de schijn/zijn tanden bloeden als bonbons des nachts/dit is lachen om de dood die oud en wijs wil zijn/ware kennis ontdekt in dorst iets nats///3/ook de bomen gaan te voet ook de bomen lopen uit/alleen de levensboom rijdt in een knarsende kar///4/hier lig ik nu/ik lijk wel gek'(bladzijde 446)