Weer verder met het essay ‘De glottis als afgrond. Over het hiaat in Paul Celans lyriek’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Adorno heeft een beroemd geworden opstel geschreven over het begrip parataxis, het naast elkaar plaatsen van heterogene elementen. Voor hem is dit principe voor het eerst voldragen aanwezig in de late hymnen van Holderlin, geschreven na de ‘mislukking’ van diens herhaalde pogingen om een Griekse tragedie over Empedokles te maken. Er lijkt bij Celan echter niet alleen sprake te zijn van parataxis, maar zelfs van het stokken van de adem: de regels zijn hortend, gebroken, fluisterend, haast buiten adem. De ‘ademwende’ uit een van Celans vroege bundels is niets anders dan de dramatische kracht die de zinnen breekt, dat wat de onzegbare code kraakt – dat wat syntaxis weer tot parataxis maakt. Vaak is ook de cesuur in de versregels hoogst merkwaardig en dramatisch: de regels lijken vaak letterlijk in tweeën gebroken. Het is aannemelijk in deze stijl de hortende gebroken zinnen van een getraumatiseerde getuige te zien, die zich psychisch buiten adem heeft gelopen om ons iets verschrikkelijks te melden wat hij niet vloeiend gezegd krijgt.’ (Bladzijde 53-54) Dit is fragment 4. Wordt vervolgd.