Weer verder met het essay ‘De glottis als afgrond. Over het hiaat in Paul Celans lyriek’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Inmiddels zwijgt deze tragedie van de taalcrisis in de poezie. Wij zijn allen overgegaan tot de orde van onze eigen dag, die ook zijn eigen verschrikkingen kent. In de lyriek van Paul Celan schemert voor ons nog slechts de herinnering aan een voorbije catastrofe door. Zijn compacte taalklompjes vormden het meest veelzeggende bindteken van een inmiddels voorbije tijd, waarvan de pijnlijke dimensies voor de meesten van onze tijdgenoten nagenoeg dode letter zijn geworden. En toch. ‘Hermetisch’ is alleen de geschiedenis; de woorden blijven open als een wonde. Want de poezie dringt zich niet op. Ze geeft zich bloot, dat is alles.’
Dit was het essay. Nu verder met het essay ‘Een wak in het spreken’ ook van Stefan Hertmans en nog steeds uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’. ‘Er bestaan twee soorten woordeloosheid. De eerste bestaat buiten de taal om, is het domein van wat ons, sprekende wezens, nooit meer voelbaar gemaakt kan worden. Dat is het brute leven zonder begrippen, waarin hoogstens plaats is voor een stom visioen, iets als de doodstrijd van dieren, die geen benul hebben van identiteit, tijd en ruimte. Iets wat we een totale woordeloosheid zouden kunnen noemen. Zoiets als de verbondenheid van een steen in water.’ (Bladzijde 13) Dit is fragment 1. Wordt vervolgd.