Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 2
‘Hoezeer de Sturm und Drang de jonge Hölderlin ook stimuleerde, de wilde stijl
ervan kon hem niet overtuigen, hij nam
liever Klopstock ten voorbeeld, en vooral Pindaros, de klassieke dichter van
hymnen en prijsgezangen in verheven stijl. Hij
voelde zich niet aangetrokken door het expressieve en subjectieve, maar door het
verhevene en objectieve. Met de
woorden ‘Pindaros’ vlucht’ bedient Hölderlin zich van een overgeleverde
metaforische topos voor diens Olympische
hoogte. Klopstock belichaamde voor hem het type van de dichter-priester, van de
bedenker van nieuwe psalmen, die
waardig naast de oude konden staan. Voor de jonge Hölderlin ging het er bij het
dichten niet om psychische onderwerelden
in zichzelf te verkennen, maar op te gaan naar een wereld van de verheven,
bovenpersoonlijke geest. Het louter particuliere
is hem te benauwd. De jonge poëet die zelfs in het verborgene nog ijverig zijn
kladjes volschrijft, beeldt zich een openbaarheid
in waar het om de grote thema’s van het menselijke en het goddelijke gaat,
retorisch uitgekiend en in het ornaat van strenge
poëtische vormen die aansluiten juist bij Pindaros en bij de door Klopstock weer
tot leven gewekte traditie van oden en hymnen.’
(Bladzijde 37) Morgen verder met dit hoofdstuk 2.