Weer verder met het essay ‘Locus amoenus’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘De mobilisatie van Arcadia’.
‘Het is uiteindelijk ook dat wat Sartres Roquentin zo had geschokt in de onverschillig doorgroeiende kastanjeboom. De geschonden plek wordt de nieuwe locus van de kunst, maar ook dat niet voor lang: het vlieten van de gebeurtenissen drijft haar ook weg van haar nostalgisch omgaan met ruïnes, zelfs de hedendaagse, zelfs die van 9/11. Net als de Engel in Walter Benjamins ‘Thesen zur Begriff der Geschichte’, wordt de literatuur, met haar verschroeid gezicht gericht naar het in vlammen opgaande paradijselijke plekje van weleer, ruggelings de toekomst in gedwongen. Dit achterom kijken van de literatuur, terwijl ze vooruitgaat in de tijd, heeft de grote schrijver W.G. Sebald ooit de restitutie genoemd, de grootste functie van de hedendaagse literatuur: restitutie te zijn voor wat achter haar ligt, geheugen van haar tijd en haar geschiedenis te zijn, en op die manier eigentijdser en openen dan het actuele zijn – Holdrlins Offene te zijn, in een tijd die niet om haar heeft gevraagd, die van haar niet wakker ligt, die geregeerd wordt door andere dan literaire reminiscenties, maar die, net zoals het voor de Utopianen in Thomas Mores boekje gold, er profijtelijk van kunnen leren, niet alleen hoe ze de tuin van hun beschaving nog enigszins kunnen onderhouden om niet tot de barbarij van een louter economisch functioneren te vervallen, maar ook wat ze vooral niet moeten doen wanneer ze de voorwaarden van een menswaardig samenleven willen behouden. Niet dat de literatuur het eeuwige ontbreken zelf kan helen, maar ze kan wel blijven getuigen van het gemis aan de locus amoenus. Daardoor lijkt ze soms ook op een mentale schuilkelder, een schemerende tussenruimte waarin ze steeds weer oplevende restanten van haar arcadisch geheugen probeert te vrijwaren.’ (Bladzijde 141-142) Dit is fragment 29. Wordt vervolgd.