Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘Aan Eluard
Hier, waar de offers vallen, geliefden, hier!
En reeds verschijnt de feestlijke stoet! reeds blinkt
het staal! de wolk dampt! zie, zij vallen!
’t Schalt in de lucht en de aarde roemt het!
Als ik, zo zingend, sneuvelde, dan zoudt gij
mij wreken, mijn Achilles! en zeggen: Hij
was tot het eind getrouw! Ja, zo zou
spreken zelfs vijand en dodenrechter!
O vriend, nog wel in vrede bezit ik u;
het ernstig woud verbergt u, het moederlijk
gebergte houdt haar eedle telg in
veilige arm en de wijsheid zingt u
de oude wiegezangen en weeft u nog
om ’t oog haar heilig donker, maar zie! daar vlamt
uit vér – klinkende wolkgevaarten
’t manende vuursignaal van de Tijdgod.
’t Is of zijn storm u vleugelen geeft; u roept,
u voert de heer der helden omhoog! O neem
mij mee en leg, gelijk een lichte
buit, voor de lachende god mij neder!’
(Bladzijde 135-137) Dit is gedicht 30. Morgen verder met ‘De vrede’.