Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 3
‘De Eerste Coalitieoorlog tegen het revolutionaire Frankrijk was op 20 april
1792 onder leiding van Oostenrijk
begonnen, en de aangrenzende landen, dus ook Württemberg, moesten er rekening
mee houden in de oorlog
betrokken te raken. In die situatie schreef Hölderlin aan zijn zus:’Geloof me
… de tijden worden vreselijk, als de
Oostenrijkers winnen. Het misbruik van geweld van vorstelijke zijde zal
verschrikkelijk zijn. Geloof me maar! En
bid voor de Fransen, de voorvechters van de mensenrechten (19/20 juni 1792, MA
II, 489). Een onmiskenbare
keuze voor de Franse kant. Toen enkele jaren later de Franse buitenlandse
politiek imperialistische en nationa-
listische trekken begon te krijgen, behield hij niettemin zijn vertrouwen in de
vroegere revolutionaire hegemonie.
Zelfs tegenover zijn moeder liet hij zijn overtuigingen blijken, zij het
behoedzaam. Zijn moeder moest zich,
schreef hij, geen zorgen maken: ‘ Het is waar, het is niet onmogelijk dat er
ook bij ons veranderingen komen.
Maar Godlof! We behoren niet tot de mensen wier aangemeten rechten kunnen worden
afgepakt en die vanwege
begane gewelddadigheid en onderdrukking gestraft kunnen worden (november 1792;
MA. II, 493).’
(Bladzijde 51-52) Morgen verder met dit hoofdstuk 3.