Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 8
‘We zijn voor onszelf een onkenbaar ‘Ding an sich’. Zo verandert de ooit zo
verheven transcendentie in de blinde
vlek van ons bestaan, in het duister van het geleefde ogenblik. Dat heeft een
dramatische consequentie. Want als
we onszelf als uiterlijke realiteit verklaren, vertonen er zich alleen maar
causaliteiten. Maar in onszelf ervaren we
de vrijheid. Achteraf en van buitenaf zullen we dan de vrijheid weer kunnen
weganalyseren, wat de taak is van de
verklarende wetenschappen. Het is als op een draaitoneel: hetzelfde proces, aan
de ene kant ervaren als vrijheid,
aan de andere kant verklaard als noodzaak. Op elk handelingsmoment scheurt het
universum van het noodzakelij-
ke zijn. Op het vrijheidsmoment kan men zijn synapsen en genen niet vragen wat
men moet doen en hoe men moet
besluiten. Kant licht dat fundamentele dualisme tussen innerlijke ervaring en
uiterlijke waarneming toe aan de hand
van een alledaags voorbeeld: ‘Als ik nu […] volkomen vrij en zonder de
noodzakelijk bepalende invloed van de na-
tuuroorzaken van een stoel opsta, begint er met deze gebeurtenis, inclusief de
natuurlijke gevolgen ervan tot in het
oneindige, gewoon een nieuwe reeks’ (Kant 4, 432).’
(Bladzijde 117) Morgen verder met dit hoofdstuk 8.