Baricco over de mutatie. ‘Wat betreft het doorgronden van waaruit die mutatie precies bestaat, kan ik alleen zeggen dat die volgens mij op twee belangrijke pijlers steunt: een ander idee van wat ervaring is, en een andere opstelling van de betekenis in het weefsel van het bestaan. Dat is de kern van de zaak; de rest is enkel een verzameling gevolgen: het oppervlak in plaats van de diepgang, snelheid in plaats van reflectie, sequenties in plaats van analyse, surfen in plaats van verdieping, communicatie in plaats van uiting, multitasking in plaats van specialisatie, plezier in plaats van inspanning. Een systematische ontmanteling van het hele mentale arsenaal dat ons is nagelaten door de negentiende-eeuwse, romantische burgercultuur. Tot aan het meest schandalige punt: de bruuske secularisatie van elke willekeurige handeling, de frontale aanval op de heiligheid van de geest, wat dat ook moge beduiden. Dat is wat er om ons heen gebeurt. Er is een gemakkelijke manier om dat te omschrijven: de invasie van de barbaren. En telkens als iemand opstaat om de ramp van elke afzonderlijke transformatie te verkondigen, waarbij hij zichzelf ontheft van de plicht om die te begrijpen, wordt de muur weer hoger, en groeit onze blindheid in de verafgoding van een grens die niet bestaat, maar waarvan wij trots beweren dat we hem verdedigen. Er is geen grens, geloof me; er is niet een beschaving aan de ene kant en barbaren aan de andere kant. Er bestaat alleen de rand van de mutatie die oprukt, en in ons binnendringt. We zijn mutanten, wij allemaal, de een meer geevolueerd, de ander wat minder, de een loopt wat achter,de ander heeft nog niks in de gaten, de een doet alles instinctief en de ander is zich er meer van bewust, de een zet zijn voet dwars en de ander stormt als een gek naar voren. Maar je ziet ze hoe dan ook allemaal optrekken in de richting van het water. Enige tijd lang heb ik gedacht dat het een toestand was die samenhing met een bepaalde generatie, van tussen de dertig en de vijfenvijftig. Ik zag ons daar staan, op de doorwaadbare plaats, met ons hoofd aan de ene kant en ons hart aan de andere kant, half zoogdier en half vis, in tweeen gescheurd door een mutatie die te laat of te vroeg was gekomen: kleine zielige monsieurtjes Bertin op de surfplank. Maar terwijl ik dit boek schreef werd het me steeds duidelijker dat die toestand iedereen betreft, dat het onzekere lot en de onherroepelijke schizofrenie van de eerste mutanten het opgewekte voorschrift is dat ons toekomt.’ (bladzijde 198-199-200)