met Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’. ‘Niemands datum:de genitief strekt zich uit naar twee tegenstrijdige betekenissen,die niettemin in dezelfde tragedie een onderling verbond aangaan. Ofwel…ofwel. Ofwel de datum blijft cryptisch,zoals wanneer Celan in Huhediblu na zijn toespeling op september (‘untern/Datum des Nimmermenschtags im September’),naast een aantal identificeerbare zaken of personen een gebeurtenis noemt en in cijferschrift vat die alleen hij, of hoogstens nog een enkeling,kan herdenken. En het zijn stervelingen die herdenken – daar moeten we van uitgaan. Dus is de datum van deze ‘nimmermensdag in september’ er,tot op deze hoogte althans,toe voorbestemd voor de overlevenden – en dat wil in wezen zeggen voor de lezer, de uitlegger, de hoeder van het gedicht – niet langer een dag te betekenen. Is de overleving ten einde,dan is dat hun lot. In dat geval wordt een datum reeds op de drempel van deze overleving of spokende weerkeer,reeds op de drempel van het gedicht niemands datum,niemands dag. De naam ‘september’ duikt op in een gedicht,een gedicht dat ‘spreekt!’;hij leent zich tot lezen in de mate waarin hij zich laat grijpen,zich laat vangen in een net van betekenisvolle en conventioneel begrijpelijke markeringen. Hij deelt in de ‘schoonheid’ van het gedicht. Maar juist in die mate – en dat is het rouw-affect dat ons tot de genoemde ‘schoonheid’ brengt – moet voor zijn leesbaarheid de verschrikkelijke tol worden betaald van de verloren enkelvoudigheid. Rouw in het lezen zelf. Het cryptische,gedateerde van de datum wist zichzelf uit;de datum raakt gemarkeerd door zich te de-markeren,en alle verlies,alle personen die wij in deze rouw bewenen,alle smart komt samen in het gedicht van een datum waarvan de uitwissing niet op de uitwissing wacht. Ofwel – een ogenschijnlijk omgekeerde hypothese – er is niets cryptisch aan de datum. Hij staat voor iedereen open. Het resultaat blijft echter hetzelfde. De singulariteit van de ander gaat op in as. De septemberroos,de niemandsroos. ‘Die Nichts-,die/Niemandsrose’ van ‘Psalm’ behoort tot – tot zeg maar – dezelfde generatie als ‘die September-/rosen’ van ‘Huhediblu,untern/Datum des Nimmermenschtags im September’- ,en wederom tot dezelfde generatie als het onvertaalbare zendwoord of envooi,het ongecursiveerde,in het Frans gestelde quasi-citaat dat het gedicht besluit en waarin het retorische bloempje tot metoniem wordt gemaakt en de toeschrijvingsorde verstoord:’Oh quand refleuriront,oh roses,vos septembres?’.(bladzijde 65-66 uit Jacques Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’) Wordt vervolgd.