met Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’. ‘De ‘naam’, ‘de onuitsprekelijke’,van de jood,zijn eigennaam,is dat wel een naam? Hij zegt zoveel,zoveel: -hij spreekt het sjibbolet uit,een onuitsprekelijk woord,in de zin dat het niet kan worden uitgesproken door wie niet tot het verbond behoort. De Ephraïmiet weet hoe het uitgesproken zou moeten worden,maar mag dat niet. Het feit dient de wet; -hij spreekt de naam van God uit,die niet uitgesproken mag worden door wie tot het verbond behoort. De Jood kan hem uitspreken,maar mag dat niet,kan hem niet uitspreken. De wet verordonneert het feit; -hij spreekt de naam van de Jood uit,die de niet-Jood maar moeizaam kan uitspreken,niet correct kan of wil uitspreken,die hij veracht en daarmee vernietigt;hij stoot hem uit als een ‘naam die buiten slapen moet’, vervangt hem door een gemakkelijker uit te spreken of te classificeren spotnaam,zoals aan beide zijden van de Atlantische Oceaan wel gebeurd is. Het onuitsprekelijke behoedt en vernietigt de naam. Het beschermt hem,zoals de naam van God,of bestemt hem tot vernietiging in as. Ogenschijnlijk verschillend of tegenstrijdig als zij zijn,kunnen deze twee mogelijkheden altijd nog hun onderlinge grens overschrijden en van plaats verwisselen. De Jood,de naam van de Jood,wisselt van plaats met het sjibbolet,wisselt zich daartegen uit. Nog vóór zich te bedienen van de borg of daarvan slachtoffer te zijn,nog vóór elke deling tussen de deling van een gemeenschap en de deling van discriminatie,veilig of verloren,heer of verbannene,is Jood het sjibbolet. Getuige van het universele,maar op titel van de absolute singulariteit,gedateerd,gemarkeerd,ingekerfd,doorsneden – op titel en in naam van de ander. (En daaraan zou ik willen toevoegen dat sjibbolet in zijn schrikwekkende politieke tweeslachtigheid vandaag de dag ook de bijnaam zou kunnen zijn van de staat Israël,van de huidige staat van de Staat Israël. Dat verdient méér dan een parenthese,een opmerking tussen haakjes,zult u zeggen. Dat is juist. Maar wat ik tussen haakjes zeg,is dit:dat het in dit alles slechts hierover gaat,voortdurend en over de grenzen van deze tussenwerping heen.)'(Bladzijde 90-91 uit Jacques Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’) Wordt vervolgd.