met Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’. ‘De voorspreker lijkt alle macht en alle recht in handen te houden,of we nu denken aan de voorspraak van het gedicht,aan mijn voorspraak of aan die van de Rabbijn. Deze – een sjibbolet – houdt voorspraak. Maar hier annuleren het kennen en kunnen elkaar vanzelf. Het weten en kunnen van Rabbi Löw annuleren elkaar;zijn weten-kunnen-besnijden,dat in werkelijkheid op het zelfde neerkomt,dat één is,doet zichzelf in het zonder object onmiddellijk teniet. Het kennen en het kunnen reiken tot in het oneindige,maar moeten elkaar ook in het oneindige vernietigen. Want het besnijdenis-schrift dat ik hem vraag,waarvoor ik bij de voorspreker als voorspreker optreed,is een schriftuur van niets. Het bewerkt het niets:een insnijdende chirurgie die tot bloedens,tot verwondens toe(wundgeschrieben,zouden we deze keer kunnen zeggen)de inscriptie van het Niets in het vlees,in het levende woord,in het vlees van het uitspreekbare,besneden woord stempelt:’Diesem/beschneide das Wort,/diesem schreib das lebendige/Nichts ins gemüt’…Schrijven,vlijmen,inschrijven,snijden,scheiden,schreiben,schneiden,scheiden. Maar niets. We geven het woord,ons woord,door dit niets in ons hart te schrijven;daarmee mogen we het woord niet afsnijden,maar moeten we het integendeel vrije doorgang verlenen. In ‘Engführung’ wordt van een steen gezegd(steen van een drempel misschien,of van een pad,of van de eerste besnijders):’hij/was gastvrij,hij/viel niet in de rede’, ‘er/war gastlich,er/fiel nicht ins Wort'(66). Zoals zo vaak wordt de versregel afgesneden na het voornaamwoord. Hoe kan dat:niets schrijven? (Laten we hier wijzen op de noodzaak van een immense parenthese,niet om deze te sluiten, maar integendeel om haar open te laten als een wond:over de vraag naar het niets en de zin van het zijn bij Celan,naar een waarheid van het zijn die door de ervaring van het niets heen gaat;en over de hier opgeworpen vraag naar de besnijdenis,die onbeantwoord bleef de dato Todtnauberg,toen zij op een dag in de zomer van 1967 tenslotte aan een ander soort wijze werd gesteld). (67) Besnijdenis van niemand,besnijdenis van het woord door insnijding van het niets in het besneden hart van de ander,van deze, van jou. Besnijd het woord voor hem,besnijd hem het woord,wat zou deze vordering eisen? Méér dan waar onze zeggingswil toe bij machte is,meer en minder dan deze of gene betekenis,meer of minder dan deze bepaling. De besnijdenis is ook een bepaling:zij bepaalt en beslist. Maar de besnijdenis vragen is niet vragen om iets bepaalds,een betekenis of een voorwerp.'(bladzijde 109-110 uit Jacques Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’) Wordt vervolgd. Nog twee keer Derrida.