met ‘Oog en geest’ van Merleau-Ponty. ‘Wanneer men er bij stilstaat is het een verbazingwekkend feit dat een goede schilder vaak ook een goede tekening of een goede sculptuur tot stand brengt. Voor zover de uitdrukkingsmiddelen noch de handelingen vergelijkbaar zijn, vormt dit het bewijs dat er een systeem van equivalenties is,een logos van de lijnen,lichten,kleuren,reliëfs,massa’s,een conceptloze presentatie van het universele Zijn. De pogingen van de moderne schilderkunst waren er niet zozeer op gericht een keuze te maken tussen de lijn en de kleur,of zelfs tussen de vormbepaling van dingen en het creëren van tekens,maar bestonden veeleer uit het vermeerderen van de equivalentiesystemen,het verbreken van hun vergroeiing met het omhulsel van de dingen,wat weliswaar kan betekenen dat men nieuwe materialen of nieuwe uitdrukkingsmiddelen moet scheppen,maar zich soms al voltrekt bij het opnieuw onderzoeken en toepassen van de reeds bestaande. Er heeft bijvoorbeeld een alledaagse opvatting bestaan van de lijn als positief kenmerk en eigenschap van het object ‘op zich’. Zo worden de omtrek van de appel en de omgrenzing van het geploegde veld of van het weiland opgevat als aanwezig in de wereld,als stippellijnen die het potlood of het penseel alleen maar zou hoeven over te trekken. Maar zo’n lijn wordt door de hele moderne schilderkunst in twijfel getrokken,en waarschijnlijk door alle schilderkunst,daar Da Vinci in zijn ‘Verhandeling over de schilderkunst’ sprak van ‘in ieder object[…] de bijzondere manier ontdekken waarop over zijn hele omvang[…]een zekere meebuigende lijn loopt die als het ware de spil van zijn ontstaan vormt.”(bladzijde 50-51 uit ‘Oog en geest’ van Maurice Merleau-Ponty) Wordt vervolgd. En nu verder met Cantos 15 van Ezra Pound. ‘De zoetsappigen die in de suiker liggen,/ de notabelen in watten/ stinkend als vetten in Grasse,/ de skabreus grote aars schijt vliegen/ en pruttelt van imperialisme,/ laatste zijkplaats,mesthoop,pisbak zonder afvoer,/ ….f..ns minder woest,…..iani Episkopus/ R..ae,/ kop omlaag in de spoeling geduwd,/ benen zwaaiend,bont van puisten,/ een kerkelijke schaamlap bengelend over de navel,/ zijn kondoom vol kakkerlakken,/tatoeëringen rond de anus,/ en om hem heen een kring van golfspelende dames./// de dapperen van het geweld/ hakken met messen op elkaar in,/ de botte ophitsers tot geweld/ …..owski en ….co door stuifbrand verteerd,/ …auss als opgeblazen foetus,/ het beest met honderd poten,USURA,/ en het modderbad vol bange ja-knikkers/ die aan plaatselijke bonzen eerbied betuigen/ en hun voordelen verklaren,/ en de laudatores temporis acti/ verzekeren dat de stront vroeger zwarter en rijker was’ (bladzijde 73 uit ‘Ezra Pound 15 Cantos’ vertaald en verzorgd door H.C. ten Berge) Wordt vervolgd.