met ‘Oog en geest’ van Merleau-Ponty. ‘Rodin maakt hierover een diepzinnige opmerking:’Het is de kunstenaar die waarheidsgetrouw is en de foto die liegt,want in de werkelijkheid staat de tijd niet stil.’ De fotografie houdt de momenten open die het voortschrijden van de tijd meteen weer afsluit,ze vernietigt het voorbijgaan,het overschrijden van onderlinge grenzen,de ‘metamorfose’ van de tijd,die de schilderkunst juist wel zichtbaar maakt,doordat de paarden de ‘beweging van het hier vandaan en daar naartoe’ in zich hebben,doordat ze in ieder moment vaste voet hebben. De schilderkunst zoekt niet de buitenkant van de beweging,maar haar geheime codes. Daarvan zijn er nog subtielere dan die waarover Rodin spreekt:alles wat lijfelijk aanwezig is,en zelfs dit vlees van de wereld,straalt voort buiten zichzelf. Maar of men zich nu,al naargelang het tijdperk en de school,meer op de duidelijk waarneembare beweging of op de monumentale toelegt,de schilderkunst staat nooit helemaal buiten de tijd omdat ze zich altijd in het lijfelijk aanwezige bevindt. Men beseft nu wellicht beter wat er allemaal in dit woordje ‘zien’ besloten ligt. Het zien is niet een bepaalde modus van het denken of een aanwezig-zijn bij zichzelf:het is het middel dat mij is gegeven om van mijzelf afwezig te zijn,om van binnenuit de splijting van het Zijn bij te wonen en mij alleen van daaruit weer in mijzelf op te sluiten.'(bladzijde 55 uit ‘Oog en geest’ van Maurice Merleau-Ponty) Wordt vervolgd. En nu weer verder met Cantos 20 van Ezra Pound. ”Este,loop naar de duivel’, tussen de wanden,beschilderd/ Maar schijnbaar met kleden behangen./ Wildernis:/ Schemergroen,rode veren;wildernis,/ Wortel van vernieuwing,vernieuwingen;/ Groene liaangroei,groen overwoekert de ziel;/ Het ruiten-plaveisel,scherp uitgesneden,/ Gesprongen,gescheurd,tijdloze staat;/ Woestenij van vernieuwing,verwarring -/ Grondslag van vernieuwing,reserve -/ Glasgroen der jungle;/ Zoe, Marozia,Zothar/ luidkeels boven de banieren,/ Het glasgroen van druiven;het karmozijn./ HO BIOS,/ così Elena vedi,/ De poort,door schaduw uit zonlicht gesneden;/ En dan de lucht met facetten geslepen:/ Drijvende. Zee die beneden het kiezelgrind karnt./ Drijvende,elk op een heimelijke vloed,/ Over laagland gedragen,liggend,/ de rechterarm achterwaarts buigend,/ pols als een peluw,/ De linkerhand als een kelk,/ Duim tegen middelste vinger gehouden,/ Wijsvingers bloemsteelsgewijs opgestoken,de hand als een lamp,/ Een kelk./ Van top tot teen/ De violette bleekblauwe rook,als van wierook;/ Ieder gehuld in burnoes,rook als van hars/ Schijnt door blijdschap versneld./ Drijvend,omhuld;en de bleekblauwe wierook/ Stijgt snel omhoog,ligt dan traag op de wind’ (bladzijde 87 uit ‘Ezra Pound 15 Cantos’ vertaald en verzorg door H. C. ten Berge) Wordt vervolgd.