met ‘Belichaamd zien en denken’ van Jenny Slatman. Het is het nawoord bij ‘Oog en geest’ van Merleau-Ponty. ‘Het gesproken woord heeft betrekking op direct of frontaal taalgebruik,waarbij woorden,tekens en symbolen worden gebruikt die een bepaalde vaste betekenis hebben. Het sprekende woord daarentegen staat voor indirect taalgebruik en het moment waarop de betekenis nog niet vaststaat. Beide momenten gaan samen in de expressie. Hij noemt dit ook wel de ‘paradox van de expressie’,want in een expressie wordt een nieuwe betekenis tot stand gebracht die altijd gebaseerd is op al vaststaande betekenissen,terwijl omgekeerd iets pas een vaste betekenis kan krijgen op grond van een oorspronkelijke betekenisconstitutie. Anders gezegd:het sprekende en het gesproken woord veronderstellen elkaars telkens. Het probleem van de expressie in de (moderne)wetenschappen en filosofie is dat het gesproken woord hier overheerst en het sprekende woord helemaal naar de achtergrond is verdrongen. Dit is nu precies het punt waar de kunst een belangrijke rol speelt,omdat in de kunst het sprekende woord,de indirecte taal,het belangrijkste is. In kunst gaat het niet om vaststaande betekenissen. De betekenis van een kunstwerk staat niet voor eens en altijd vast,maar komt telkens opnieuw tot stand.'(bladzijde 79 uit ‘Oog en geest’ van Maurice Merleau-Ponty) Wordt vervolgd. Nu weer verder met Cantos LXXIV uit ‘Ezra Pound De Pisaanse Cantos’ ingeleid,vertaald en toegelicht door Paul Claes & Mon Nys. ‘vide de expeditie van Frobenius’ leerlingen naar Aus’ralië/ rond 1938/ Chuan Jin sprak en schiep aldus het genoemde/ en overlaadde ze zodus/ een plaag voor zwerven/ en daarom werd zijn mond weggenomen/ zoals je dat op zijn afbeeldingen kan zien/ in principio verbum/ parakleet of het verbum perfectum sinceritas/ vanuit de dodencellen in het gezicht van de Taisjaanberg .. Pisa/ zoals de Foedjijama in Gardone/ toen de kat boven op de reling liep/ en het water stil aan de westkant/ naar de Villa Catullo toe stroomde/ in een eindeloos klotsen/ van uitdeinende poluphloisboio’s/ in de stilte die iedere oorlog weerstaat/ ‘La Donna’ zei Nocoletti/ ‘la donna,/ la donna!’/ ‘Cosa deve continiare?’/ ‘Se casco’ zei Bianca Capello/ ‘non casco in ginnocchion’/ en één dag lezen kan iemand de sleutel in handen geven’ (bladzijde 29) Wordt vervolgd.