met ‘Belichaamd zien en denken’ van Jenny Slatman. Het is het nawoord bij ‘Oog en geest’ van Merleau-Ponty. ”Door ons lichamelijk tot de wereld zijn’ gaat de onthulling van een bepaald gedeelte van de ruimte altijd gepaard met de verhulling van een ander gedeelte – wat betekent dat de waarneming nooit ‘af’ is en zich telkens opnieuw moet voltrekken. Over het gebruik van kleuren in de schilderkunst stelt Merleau-Ponty dat kleur niet eenvoudigweg een secundaire kwaliteit is van een bepaald ruimtelijk vlak.Kleur is zelf een dimensie,het creëert zelf iets. In het impressionisme worden bijvoorbeeld bepaalde (complementaire) kleuren gebruikt om een zekere vibratie op het doek te bewerkstelligen. Cézanne neemt het kleurrijke palet van de impressionisten over,maar voegt er zwart aan toe,waardoor hij naast die vibratie ook een zekere stevigheid van objecten kan uitbeelden. Kleuren en kleurencombinaties zijn geen rechtstreekse verwijzingen naar gekleurde objecten,maar kunnen iets zichtbaar laten worden;zij kunnen het ontstaan van het zichtbare voor ons lichamelijke zijn tot uitdrukking brengen. Op dezelfde manier kan ook het gebruik van de lijn deze genese van de zichtbaarheid uitbeelden. Dit zien we bijvoorbeeld in verschillende werken van Cézanne waar de lijn niet zonder meer de contour van een object schetst. Cézanne gebruikt veelal meerdere lijnen naast elkaar,zowel in zijn schilderijen als in zijn schetsen,waardoor de weergegeven objecten of personen telkens in beweging lijken en niet met een enkele blik te fixeren zijn. Ook de vrouwen die Matisse met een enkele lijn tekende zijn geen vast gegeven maar ‘worden vrouwen’ voor onze ogen.'(bladzijde 81 uit ‘Oog en geest’ van Maurice Merleau-Ponty) Wordt vervolgd. En nu weer Cantos LXXIV van Ezra Pound uit ‘Ezra Pound De Pisaanse Cantos’, ingeleid , vertaald en toegelicht door Paul Claes & Mon Nys. ‘van de Taisjaanberg tot de zonsondergang/ Van het Carrata-marmer tot de toren/ en vandaag ging de hemel open/ voor Kwannon der verrukkingen,/ Linus, Clerus,Clemens/ wier gebeden,/ de grote scarabee staat gebogen aan het altaar/ groen licht glimt op zijn dekschild/ ploegde het gewijde veld en ontspon vroeg de zijderupsen/ in gespannen (Chinees karakter)/ in het licht des lichts in de virtù/ ‘sunt lumina’ zei Erigena Scotus/ sinds Sjoen op de Taisjaanberg/ en in de hal der voorvaderen/ sedert de aanvang der wonderen/ de parakleet die tegenwoordig was in Jau,de precisie/ in Sjoen de meedogende/ in Ju de geleider der wateren’ (bladzijde 30-31) Wordt vervolgd.