met ‘Belichaamd zien en denken’ van Jenny Slatman;het is het nawoord bij ‘Oog en geest’ van Merleau-Ponty. ‘Al deze termen geven aan dat de geijkte filosofische termen niet voldoen om de dimensie van het verschijnen of de dimensie van ‘de zaken zelf’ te verwoorden. We zouden kunnen zeggen dat er door het gebruik van beeldtaal gebroken kan worden met het gangbare vastgeroeste taalgebruik en de taal in beweging kan worden gebracht. In vergelijking met het kunstwerk kan de metafoor gezien worden als het dynamische beeld van de tekst. Het gebruik van metaforen is echter niet voldoende om de taal in beweging te houden.Want als je een metafoor maar lang genoeg gebruikt,krijgt zij net zo goed een gefixeerde betekenis. Om dit te voorkomen is het zaak om telkens meerdere termen te gebruiken om een bepaalde zaak aan te duiden. Dit zien we ook in de tekst van Merleau-Ponty zelf. Verschillende beschrijvingen – zoals ‘ruimte zonder schuilplaats’, een ding als ‘genese en metamorfose van het zijn in zijn zien’- blijven als het ware om de zaak heen cirkelen zonder haar direct aan te wijzen,zonder haar te fixeren.'(bladzijde 84 van ‘Oog en geest’ van Maurice Merleau-Ponty) Wordt vervolgd. Nu weer verder met Cantos LXXIV uit ‘Ezra Pound De Pisaanse Cantos’ ingeleid,vertaald en toegelicht door Paul Claes & Mon Nys. ‘ze trachten hem met kip te verleiden maar hij weigerde de oorlog/ goed te keuren ‘Redimiculum Matellarum’/ in eigen beheer gedrukt/ tot schande van menig criticus/ toch kan de staat geld in leen geven/ en de vloot die naar Salamis uitvoer/ werd gebouwd met een staatslening aan de bouwers/ vandaar de aanval op de klassieke studies/ en in deze oorlog stonden Joe Gould,Bunting en cummings/ tegenover domheid en profijt/// zwart wie in gevangenschap sterven/ nachtgroen van zijn pupil,als druivenvlees en zeegolf/ onvergankelijk glanzend en doorschijnend/// Est consummatum,Ite;/// met kudden en cohorten omringd,de blik op de Taisjaanberg/// maar in Tanger zag ik uit dood stro vlammen ontstaan/ Uit een slangebeet/ sprong vuur in het stro/ uit blazen van de fakir/ smerig stro en een slang een arm lang/ die kleine gaatjes beet in de tong van de fakir/ en uit bloed van de gaatjes/ sprong vuur toen hij het stro in zijn mond stopte’ (bladzijde 33-34) Wordt vervolgd.