met Kiene Brillenburg Wurth ‘Intermedialiteit & Tree of Codes van Jonathan Safran Foer’,ondertitel ‘Kunst is zichzelf niet meer’. ‘Tree of Codes,oude en nieuwe medialiteit Tree of Codes beeldhouwt de verhalen van Schulz opnieuw en probeert daarmee ook iets essentieels over die verhalen uit te drukken,juist door het in grote delen te verduisteren. De handeling van het laten verdwijnen van stukken tekst is sterk verbonden met de geschiedenis van de auteur zelf. Schulz werd in 1942 door een naziofficier op staart doodgeschoten en liet een onvoltooide literaire erfenis na. Het kleine oeuvre van Schulz,inclusief de teksten die nooit zijn teruggevonden,is veelbesproken en op veel verschillende manieren bewerkt door auteurs als Cynthia Ozick,Saman Rushdie,David Grossmann,filmmakers als Steve en Timothy Quay en fotografen als Kamil Turowski,die zich op hun eigen manier Schulz en zijn werk hebben toegeeigend als een symbool van verlies. We kunnen ‘Tree of Codes’ niet los zien van dit spoor van ‘productieve receptie’ van het oeuvre van Schulz,zoals Liedeke Plate het noemt (Plate 2010,16). Als het waar is wat Plate stelt,dat literaire herschrijvingen een vorm van herinnering zijn – herinneringen waarbij ‘het verleden wordt opgeroepen en betekenis krijgt binnen de kaders van het heden -,dan heeft Foer een ruine gemaakt waarin het verleden,The Street of Crocodiles,tastbaar aanwezig blijft als een index of spoor:de materialiteit van Tree of Codes,de randen van de gaten in de tekst,wijzen naar die oudere tekst (Plate 2010,3). Wanneer je Tree of Codes leest,slaan je ogen die gaten over – of zo lijkt het. Ze kijken over de weggewiste tekst heen,ze ‘vergeten’,en het is een vergeten dat Foer in scene heeft gezet. Tegelijkertijd is dit een vergeten dat tijd kost. Het wit,de gaten houden het lezen op,en stil. We worden ons bewust van die gapende gaten tussen de woorden die over de overgebleven bladzijde zijn verspreid – gaten die ooit opgevuld waren met woorden,alsof ze ons willen herinneren aan een gevoel van verlies.Wat op vergeten leek,openbaart zich nu als een indirecte of perifere (aan de marges van de uitgesneden tekst)manier van herinneren.’ (bladzijde 162) Wordt vervolgd. Nu weer Cantos LXXIV uit ‘Ezra Pound De Pisaanse Cantos’ ingeleid,vertaald en toegelicht door Paul Claes & Mon Nys. ‘het was als ik me niet vergis het branden en bevriezen dat de eerstejaars/ niet hadden begrepen/ of anders gewoon zin om te giechelen enz./ en het is (tussen haakjes)ongetwijfeld/ gemakkelijker hen te leren brullen als gorilla’s/ dan (Grieks woord volgt)te scanderen/ minderwaardige gorilla’s/ natuurlijk,zonder windzak/ en hoewel Siki de eerste de beste niet was/ hebben we toch de som gorilla+bajonet nog niet gemaakt/ en er was een vent genaamd Burr/ een nazaat van Aaron in de oorlog hiervoor/ die de Engelsen raar vond/ maar dat dat duurde niet lang EN/ Korporaal Casey zegt me dat Stalin/ le bonhomme Staline/ geen zin voor humor heeft(maar Koba toch!)’ (bladzijde 46) Wordt vervolgd.