met Kiene Brillenburg Wurth; ‘Intermedialiteit & Tree of Codes van Jonathan Safran Foer’, ondertitel ‘Kunst is zichzelf niet meer’. ‘Het is waar dat boeken steeds marginaler worden in de wereld van informatie,maar betekent dit ook dat literatuur als een papieren kunstvorm ten einde is – en is dit waar Foers ‘Tree of Codes’ ons voor laat huiveren:het Einde van de Literatuur? Ik geloof het eigenlijk niet.Als je kijkt naar de hedendaagse literatuur,vooral die van de afgelopen elf jaar,min of meer sinds Mark Danielewski’s ‘House of Leaves’ in 2000, zie je zelfs het tegenovergestelde.Hyperfictie werd steeds marginaler,terwijl papieren literatuur zichzelf opnieuw uitvond,als een intermediale praktijk waar vormgeving,boekkunst,verhalen,gedichten,collagetechnieken en visualiteit samenkomen.Ik zou dan ook willen concluderen dat ‘Tree of Codes’ weliswaar speelt met elektronische vormen van tekstualiteit (die weer oude,papieren vormen van tekstualiteit verwerken),maar dat we dit gehavende werk niet moeten zien als een monument voor de Gevallen Roman. Foer heeft zelfs heel nadrukkelijk een werk met een lichaam willen maken:’On the brink of the end of paper,I was attracted to the idea of a book that can’t forget it has a body.’ Een boek dat zijn papieren lichaam niet kan vergeten,dat is een boek dat niet digitaal kan of wil worden (hiermee wil ik niet zeggen dat het digitale geen materialiteit is,maar het is wel een andere materialiteit,namelijk een elektronische). Zo’n werk toont de mogelijkheden van het medium juist door de begrenzingen van een boekige,papieren materialiteit te benadrukken.'(bladzijde 166) Wordt vervolgd. Nu weer Cantos LXXIV uit ‘Ezra Pound De Pisaanse Cantos’ ingeleid,vertaald en toegelicht door Paul Claes & Mon Nys. ‘maar koffie kwam pas veel later in Assisi/ drnkbare bedoel ik/ toen hij in Orléans verdwenen was en Frankrijk halfverwoest/ vandaar het fenomeen van de Weense koffiehuizen/ terwijl Mr Carver een vermelding verdient voor het/ kweken van pinda’s/ arachidi,en Europa moet nog door de soja gered worden/ en de spaghettivreters kennen geen ahornstroop/ de nuttige handelsactiviteiten/ steen na steen van schoonheid neergehaald/ en authenticiteit aangevochten door parasieten/ (made in Ragusa) en:in welk soort kunst doet u?/ ‘In de beste; En de modernen? ‘O nee,niets modern/ iets moderns raken we niet kwijt.’/ Maar de vader van Herr Bacher maakte zijn madonna’s nog op de oude manier/ houtsnijwerk zoals je dat in elke kathedraal kon vinden/ en een andere Bacher sneed nog intaglio’s/ als die van Salustio in de tijd van Ixotta,/ waar de maskers vandaan komen,in Tirol,/ in de wintertijd’ (bladzijde 49) Wordt nog één maal vervolgd.