steeds een gedicht van J.L. Borges uit de bundel ‘Lof der duisternis’. ‘GRENZEN/// Er is een regel van Verlaine die ik me niet meer heugen zal,/ er is hier in de buurt een straat,waar ik niet meer mag gaan,/ er is een spiegel die mij voor het laatst gezien heeft,/ er is een deur die ik sloot tot het einde van de wereld./ Van de boeken in mijn boekenkast (ik zie ze nu)/ is er één die ik nooit meer zal openslaan./ Deze zomer word ik vijftig;/ de dood knaagt onophoudelijk aan me.’ (bladzijde 47) Wordt vervolgd. Mijn tekst op de hommage voor Borges is de volgende; O die Borges J.L./ Een zinnenzee is ie,/ de verkleedkist van Ovidius binnen handbereik,/ alle wolken in het hoofd,/ ook de lange halen van de zee,/ elk woord wordt geplekt./ vooral Dante zien zitten./ Hoe zo elk woord een verbanning?/ Ziet denkstof in elke ervaring./ Zoekt naar valstrikken van de geest./ Elke bladzijde een tijdvorm,/ tegen het licht te bekijken,/ een sporenalfabet,/ ‘met schrijven zin verzamelen’,/ Groene wegen dus./ Met tijd je zelf oprichten./ ‘Tijd is de substantie waarvan ik gemaakt ben./ Tijd is de rivier die mij voortdrijft maar/ ik ben de rivier;tijd is een tijger die mij/ verslindt,maar ik ben de tijger;tijd is/ een vuur dat mij verteert,maar ik ben/ het vuur. De wereld helaas,is werkelijk./ Ik helaas, ben Borges.’