met het essay van Anneke Brassinga over ‘Finnegans Wake’ ‘Mijn slapeloze nachten’. ‘[…]Genoeg,echter,heb ik ervan gelezen,als mijn goede,bedste vriend,om in de gehaastheid van de tijd te voorzien dat het de wijdst mogelijke circulatie en een reputatie die evenredig is met zijn verdiensten zal ververdingen als het wordt toeverstouwd in veilige en vrome handen.’ In het Handelsblad van 12 april deze jares is beweerd dat in deze vertaling elke vondst te betwisten is omdat je al;tijd meerdere kanten uit kunt,en dat er ‘spaanders en bloedsporen van het hakken’zijn aan te wijzen. Volgens de bespreker biedt de tweetalige editie iedere lezer de kans om betere oplossingen te bedenken. ‘Finnegans Wake staat garant voor vele avondjes puzzelpret. Van harte aanbevolen als gezelschapsspel.’Maar mij moet van het hart dat dit nu eindelijk eens een eenvoudig,normaal leesboek of liever gezegd prevelboek is. Hardop lezen is voor domme mensen,zeggen ‘ze’ altijd. Welnu, de ‘Wake’ lees je hardop,en daarbij ontstaat er een stroomversnelling in de hersenwaterwegen,de woordenvloed gaat het ene oor in en het andere uit,er beklijft niets,dat hoeft ook niet,want je krijgt keer op keer dezelfde geschiedenis te horen,onherkenbaar vermomd en bij vage geruchten blijvend. Het is geen puzzelpretboek,het is geen nachtboek,het is een heel volks of beter gezegd folkloristisch boek uit de tijd dat het volk nog geletterd was,en het gaat alleen maar over het vieze en het voze,over lust. Het is dan ook een ontroerend boek – niet alleen omdat het ont en roert. Hoewel je zou kunnen zeggen dat dit orale schrijfsel louter vorm is,klankvorm,klankzinnigheid,treft het je gelijktijdig in de bovenkamer én in de onderbuik – het geijkte recept voor ontroering. Het onderwerp en tevens de inhoud is lust,is ‘dweepzwijm’,er wordt gerept van ‘spitshoeden’ en van ‘mijn blanche kussabelle,hoe onder goed zij ogelijk vrogelijk is,haar cleet groen,haar nijgen wit,haar pioen paarls,haar nestels toe!’Daar is niets moeilijks aan,dat roept ook niet om betere oplossingen.'(bladzijde 77-78) Wordt vervolgd. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het geheime hart van het uurwerk’. ‘De foto van mijn vader,die niet meer in leven was,boven de bedden in Wenen,in de Josef-Gall-Gasse,een bleke foto die nooit iets betekend heeft. In mij was zijn glimlach en waren zijn woorden. Ik heb van mijn vader nooit een foto gezien die ik niet onzinnig vond,van hem nooit een geschreven woord dat ik zou hebben geloofd. In mij was hij altijd met zijn dood vermeerderd. Ik tril bij de gedachte wat hij voor mij zou zijn geworden als hij geleefd had. Zo stel jij jezelf op tegen de dood,alsof hij de zin,de heerlijkheid en de eer was. Maar hij is het alleen,omdat hij niet mag bestaan. Hij is het,omdat ik de gestorvene tegen hem verhef. De aanvaarde dood heeft geen eer.'(blz. 28) Wordt vervolgd.