met het essay van Wjm Kok ‘Bicycle Wheel. Het conceptuele model van Marcel Duchamp’. ‘Het feit dat het probleem van de laatste honderd jaar bijna uitsluitend terug te brengen is tot het dilemma van het ‘representatieve of niet-representatieve’ lijkt mij het belang te benadrukken dat ik een moment geleden aangaf voor het retinale aspect van de totale productie van de verschillende ‘ismen’. Derhalve ben ik geneigd,na deze observatie van het verleden,te geloven dat de jonge kunstenaar van morgen zal weigeren zijn werk te baseren op een filosofie zo ongenuanceerd als dat van het ‘representatieve of niet-representatieve’-dilemma. Ik ben ervan overtuigd dat hij,zoals Alice in Wonderland,zijn weg zal vinden door de spiegel van de retina heen,om een diepgaander uitdrukking te bereiken.(Duchamp 1961,vert.Auteur). In een notendop getuigen deze woorden van de radicale visie van Duchamps anti-retinale aanpak,een benaderingswijze die ertoe heeft bijgedragen dat het omverwerpen van de orde van de representatie de weg heeft vrijgemaakt voor de conceptuele kunst. Dezelfde Alice in Wonderland was de conceptuele persona bij uitstek in het boek van Deleuzes ‘The logic of Sense’,waarin hij op zijn beurt trachtte te ontsnappen aan de overheersende macht van de representatie door zijn concept van ‘worden'(becoming)in series uit te werken(Deleuze 1990:I). Het voorwerk hiervoor werd voor een groot deel al verricht in ‘Verschil en herhaling’. Hierin bracht hij onderscheid aan in wat hij het viervoudige juk van de representatie noemt:identiteit in het concept,tegenstelling in het predicaat,analogie in het oordeel en gelijkenis in de perceptie(Deleuze 2011:386). Deze vier sleutelbegrippen duiden direct of indirect ook op de werkingen en processen van ‘het gestreepte’.'(bladzijde 54) Wordt vervolgd. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het geheime hart van het uurwerk’. ‘Met ieder nieuw schepsel dezelfde poging,alsof er geen erfenis bestond. De verrukkelijke waanzin van de mens.'(blz.110) ‘Men wordt niet beter. Alle aanrakingen verslechteren de mens:zij wekken zijn angst. ‘Beter’,’goed’,-is het een sinecure,is het zinloos hoe jij deze woorden plaatst,alsof je hun inhoud en hun grenzen werkelijk zou kunnen duiden? Je kunt dat niet,en desondanks bezit je een heel bepaald gevoel van hen en je weet met absolute zekerheid of je in iets,dat zich voor jou heeft afgespeeld,terecht iets goeds hebt herkend. Dat te weten is je enige hoop. Want als jij het op deze instinctieve en ondefinieerbare wijze weet,dan moet het anderen ook zo vergaan en er bestaat,tenminste wat het inzicht in het goede betreft,onder mensen iets gemeenschappelijks dat oeroud en zeker tegelijk is.'(blz. 110) Wordt vervolgd.