met het essay van Thijs Lijster ‘Het einde van de kunst,het begin van de kritiek’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Wanneer Vattimo het einde van de kunst afkondigt en de loftrompet op het pluralisme blaast,doet hij voorkomen alsof de heterotopie werkelijkheid is. Daarmee vergeet hij dat pluralisme en heterotopie idealen zijn,die helaas nog niet gerealiseerd zijn. Bovendien roept Vattimo’s opvatting dezelfde vraag op die aan Danto kan worden gesteld:wat is de waarde van de kunst na het einde van de kunst? Terwijl de aandacht van Danto uitsluitend uitgaat naar de ontwikkelingen binnen de kunst zelf,lijkt Vattimo zich uitsluitend te richten op de manier waarop de massamedia het domein van de kunst hebben ‘opgeblazen’. Anders geformuleerd:waar Danto er een ‘internalistische’ versie van het einde van de kunst op nahoudt,is Vattimo’s versie ‘externalistisch. Maar beiden zijn niet in staat om de vraag naar de waarde van de kunst te beantwoorden.. Dat kan pas als beide perspectieven – de interne dynamiek van de kunst en de veranderende functie van de kunsten in de samenleving – in ogenschouw worden genomen. Daarvoor wenden wij ons ten slotte tot het werk van Walter Benjamin. Benjamin en de kunstenaar als producent Walter Benjamins essay ‘Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid'(1936) staat bekend als een van de eerste theoretische teksten over fotografie en film,en de invloed van deze media op onze kunstperceptie. Zoals Theodor W. Adorno echter in een brief aan zijn vriend Benjamin schrijft,moet het essay gelezen worden als een reflectie op de ‘onttovering’ of ‘liquidatie’ van de kunst(Adorno & Benjamin 1994,vert. auteur). Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het geheime hart van het uurwerk’. ‘Te veel verleden,verstikkend. Maar hoe verrukkelijk was het verleden toen dit begon.'(blz. 148) ‘Wanneer zij met de hel in het vooruitzicht het hebben volgehouden,-waarom dan wij niet met onze vooruitzichten?'(blz. 148) ‘Beter wil het niet worden,maar misschien langzamer?'(blz. 148) ‘Uit ieder jaar twaalf druppels. Constante druppel?Welke steen?'(blz. 148) ‘Bij vergissing de literatuurgeschiedenis binnengeglipt,niet meer weg te krijgen.'(blz. 148) ‘Hij kwam naar huis. Alles was er. De tafel was verdwenen. Hij ging zitten en schreef in lucht.'(blz. 148) ‘Late nawerking van gesprekken,alsof men pas dagen later begrepen heeft wat men toch zelf heeft gezegd. Woorden die zich pas geleidelijk aan ontsluiten. Woorden die er meteen zijn,als schoten. Woorden die door osmose in de ontvanger veranderen.'(blz. 148) Wordt vervolgd.