met het essay van Thijs Lijster ‘Het einde van de kunst,het begin van de kritiek’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘En in het kunstwerkessay schrijft hij:’Het dadaïsme probeerde de effecten die het publiek tegenwoordig in de film zoekt,op te wekken met de middelen van de schilderkunst (of van de literatuur)'(Benjamin 2008):36-37). Het is juist op die wijze dat Benjamin zich keert tegen de fascistische ‘esthetisering van de politiek’. Want terwijl door de nazi’s de middelen van de romantische kunst worden ingezet om de leider en het volk te verheerlijken – het sublieme,het overweldigende,het ongenaakbare,het unieke – daar hoopt Benjamin dat de technische reproduceerbaarheid de kunst zelf alledaagser maakt. Dat brengt ons bij de tweede,externalistische variant van het einde van de kunst,die in het kunstwerkessay opduikt als een herverdeling van de artistieke productiemiddelen. Het was Benjamins intentie om met zijn essay een ‘materialistische’ kunsttheorie te ontwikkelen,op marxistische leest geschoeid. Dat doet hij door Marx’ pleidooi om de productiemiddelen in handen van het proletariaat te leggen,over te brengen naar het domein van de kunsten. In een eerdere tekst, getiteld ‘De auteur als producent'(1934) schreef Benjamin dat niet de literatuur revolutionair was die over productieverhoudingen schreef,maar die literatuur die een revolutie bewerkstelligde in haar eigen productietechnieken. Als voorbeeld hiervan noemde hij de Russische schrijver Sergei Tretjakov,die boerengemeenschappen actief aanzette tot de productie van literatuur.Op vergelijkbare wijze beschrijft Benjamin in het kunstwerkessay de mogelijkheden van film:’Iedereen kan er vandaag de dag aanspraak op maken gefilmd te worden'(Benjamin 2008:28). Met andere woorden:het democratiserende karakter van de reproductietechnieken is niet alleen dat iedereen als consument toegang kan krijgen tot artistieke producten,maar bovendien dat iedereen in potentie als producent deel kan nemen in de creatie van artistieke producten:’Daarmee staat het onderscheid tussen auteur en publiek op het punt zijn principiële karakter te verliezen'(Benjamin 2008:28)'(bladzijde 205) Wordt vervolgd. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit de bundel ‘Het geheime hart van het uurwerk’. ‘Een land,waar iemand die ‘ik’ zegt snel in de grond wegzinkt.'(blz. 153) ‘Jij gedraagt je zo,alsof er sinds de voor-socratici en de Chinezen niets heeft bestaan.'(blz. 153) ‘Het is lang geleden dat de bedriegers van voren begonnen.'(blz. 153) ‘Zonder hem te lezen ben jij in de bijbel.'(blz. 154) ‘Ach,wat staan ze me tegen,die opzettelijk gemystificeerde woorden.'(blz. 154) ‘Je rouwt om hen,om de stervende talen,om de stervende dieren,om de stervende aarde.'(blz. 155) ‘Hij praat onaflatend,totdat alles uiteenvalt.'(blz. 155) Wordt vervolgd. Dit weblog is nog steeds het project ‘Ondertiteling’ en hoort bij mijn ‘Hommages’ waar ik al een paar jaar mee bezig ben. Zie ook op de website ‘werkoverzicht 2011).